Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken
Artikel 3 Werkingssfeer
Geldend
Geldend vanaf 21-10-2000
- Bronpublicatie:
18-09-2000, PbEG 2000, L 269 (uitgifte: 21-10-2000, regelingnummer: 2000/53/EG)
- Inwerkingtreding
21-10-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2000, PbEG 2000, L 269 (uitgifte: 21-10-2000, regelingnummer: 2000/53/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Deze richtlijn bestrijkt voertuigen en autowrakken, met inbegrip van de daarin verwerkte onderdelen en materialen. Dit geldt — onverminderd artikel 5, lid 4, derde alinea — ongeacht hoe het voertuig tijdens het gebruik werd onderhouden of gerepareerd en ongeacht of het werd uitgerust met door de producent geleverde onderdelen dan wel met andere onderdelen die als vervangings- of inbouwonderdeel in overeenstemming met de relevante Gemeenschaps- of interne bepalingen werden aangebracht.
2.
Deze richtlijn geldt onverminderd de bestaande Gemeenschapswetgeving en de toepasselijke nationale wetgeving, met name op het gebied van veiligheidsnormen, luchtemissies en lawaaibestrijding, alsmede bodem- en waterbescherming.
3.
Indien een producent alleen voertuigen fabriceert of importeert die op grond van artikel 8, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/156/EEG, vrijgesteld zijn van die richtlijn, kan de betrokken lidstaat die producent en zijn voertuigen vrijstellen van artikel 7, lid 4, alsmede van de artikelen 8 en 9 van de onderhavige richtlijn.
4.
Voertuigen voor bijzondere doeleinden in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), tweede streepje van Richtlijn 70/156/EEG, vallen niet onder artikel 7 van deze richtlijn.
5.
Op driewielige motorvoertuigen zijn alleen artikel 5, leden 1 en 2, en artikel 6 van deze richtlijn van toepassing.