Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken
Artikel 6 Verwerking
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/849)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/849)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat alle autowrakken (zelfs tijdelijk) worden opgeslagen en verwerkt overeenkomstig de afvalhiërarchie en de in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) vervatte algemene vereisten, met naleving van de technische minimumeisen van bijlage I bij deze richtlijn, onverminderd nationale gezondheids- en milieuvoorschriften.
2.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, een vergunning ontvangen van of geregistreerd worden bij de bevoegde instanties overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 75/442/EEG.
De in artikel 11, lid 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde afwijking van het vergunningsvereiste kan van toepassing zijn op handelingen voor nuttige toepassing welke betrekking hebben op afval van autowrakken die overeenkomstig bijlage I, punt 3, zijn verwerkt, mits de bevoegde instanties vóór de registratie een inspectie uitvoeren. Die inspectie omvat verificatie van:
- a)
type en hoeveelheid van het te verwerken afval,
- b)
de algemene technische voorschriften die in acht moeten worden genomen,
- c)
de te treffen voorzorgsmaatregelen,
met het oog op het bereiken van de doelstellingen van artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG. Deze inspectie vindt één keer per jaar plaats. Lidstaten die gebruikmaken van de afwijking zenden de resultaten toe aan de Commissie.
3.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, ten minste voldoen aan de volgende verplichtingen overeenkomstig bijlage I:
- a)
autowrakken worden vóór verdere verwerking selectief gedemonteerd, of er worden andere gelijkwaardige regelingen getroffen, om negatieve milieueffecten te beperken. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, gemerkte of anderszins herkenbaar gemaakte onderdelen of materialen worden selectief gedemonteerd vóór verdere verwerking;
- b)
gevaarlijke materialen en onderdelen worden weggenomen en selectief gescheiden, zodat het resterende shredderafval van autowrakken niet wordt verontreinigd;
- c)
het selectief demonteren en opslaan dient zodanig te geschieden dat hergebruik en terugwinning, en met name recycling van de voertuigonderdelen mogelijk is.
Verwerkingshandelingen voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen uit autowrakken als vermeld in bijlage I, punt 3, worden zo spoedig mogelijk uitgevoerd.
4.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de in lid 2 bedoelde vergunning of registratie alle voorwaarden zijn verbonden die nodig zijn om aan de eisen van de leden 1, 2 en 3 te voldoen.
5.
De lidstaten kunnen inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, aanmoedigen gecertificeerde milieubeheersystemen in te voeren.
6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
Voetnoten
Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).