Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken
Artikel 2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2010
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 01-06-2010.
- Bronpublicatie:
16-12-2008, PbEU 2008, L 345 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/112/EG)
- Inwerkingtreding
01-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2008, PbEU 2008, L 345 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/112/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘voertuig’: voertuigen die onder de in bijlage II A van Richtlijn 70/156/EEG omschreven categorie M1 of N1 vallen, alsmede driewielige motorvoertuigen als omschreven in Richtlijn 92/61/EEG, met uitzondering van driewielers;
- 2.
‘autowrak’: voertuig dat een afvalstof in de zin van artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG is;
- 3.
‘producent’: de voertuigfabrikant of de beroepsimporteur van een voertuig in een lidstaat;
- 4.
‘preventie’: maatregelen ter vermindering van de hoeveelheid en de schadelijkheid voor het milieu van autowrakken en de daarin aanwezige materialen en stoffen;
- 5.
‘verwerking’: activiteiten na de afgifte van een autowrak aan een inrichting voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, demontage, versnijding, shredding, nuttige toepassing of voorbewerking voor de verwijdering van shredderafval, en elke andere handeling voor de nuttige toepassing en/of verwijdering van autowrakken en onderdelen daarvan;
- 6.
‘hergebruik’: handelingen waarbij onderdelen van autowrakken opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij werden ontworpen;
- 7.
‘recycling’: het voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden in een productieproces opwerken van afvalmaterialen, met uitzondering van terugwinning van energie. Terugwinning van energie is het gebruik van brandbaar afval om energie op te wekken door directe verbranding met of zonder andere afvalstoffen, maar met terugwinning van de warmte;
- 8.
‘nuttige toepassing’: de in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke handelingen;
- 9.
‘verwijdering’: de in bijlage II A bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke handelingen;
- 10.
‘ondernemingen’: bedrijven waar voertuigen, met inbegrip van de daarin aanwezige onderdelen en materialen, worden geproduceerd, gedistribueerd, ingezameld, verzekerd, gedemonteerd, in een shredder verwerkt, nuttig toegepast, gerecycleerd of anderszins verwerkt;
- 11.
‘gevaarlijke stof’: stof waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (*) vervuld zijn:
- a)
de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F;
- b)
de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10;
- c)
gevarenklasse 4.1;
- d)
gevarenklasse 5.1.
- 12.
‘shredder’: toestel dat voor het stuktrekken of versnijden van autowrakken wordt gebruikt, ook om direct herbruikbaar schroot te verkrijgen;
- 13.
‘demontage-informatie’: alle informatie die voor een doelmatige en milieuvriendelijke verwerking van een autowrak noodzakelijk is. Zij wordt door voertuigfabrikanten en onderdelenproducenten beschikbaar gesteld aan officieel erkende verwerkingsinrichtingen in de vorm van handboeken of in elektronische vorm (bv. CD-rom, on-linediensten).
Voetnoten
PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1