Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen
Artikel 5 Afvalstoffen en vormen van behandeling die niet op een stortplaats mogen worden aanvaard
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/850)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/850)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De lidstaten ontwikkelen uiterlijk twee jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum een nationale strategie voor de vermindering van de naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbare afvalstoffen en stellen de Commissie van die strategie in kennis. De strategie dient maatregelen te omvatten er verwezenlijking van de in lid 2 vermelde doelstellingen door middel van met name hergebruik, compostering, productie van biogas of terugwinning van materialenenergie. De Commissie legt de Raad en het Europees Parlement binnen 30 maanden na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum een rapport voor met een overzicht van de nationale strategieën.
2.
De strategie dient het volgende te garanderen:
- a)
uiterlijk vijf jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum wordt het naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbaar stedelijk afval verminderd tot 75 gewichtsprocent van de totale hoeveelheid biologisch afbreekbaar stedelijk afval, geproduceerd in 1995 of in het laatste jaar voor 1995 waarvoor gestandaardiseerde Eurostat-gegevens beschikbaar zijn;
- b)
uiterlijk acht jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum wordt het naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbaar stedelijk afval verminderd tot 50 gewichtsprocent van de totale hoeveelheid biologisch afbreekbaar stedelijk afval, geproduceerd in 1995 of in het laatste jaar voor 1995 waarvoor gestandaardiseerde Eurostat-gegevens beschikbaar zijn;
- c)
uiterlijk 15 jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum wordt het naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbaar stedelijk afval verminderd tot 35 gewichtsprocent van de totale hoeveelheid biologisch afbreekbaar stedelijk afval, geproduceerd in 1995 of in het laatste jaar voor 1995 waarvoor gestandaardiseeerde Eurostat-gegevens beschikbaar zijn.
De lidstaten die in 1995 of in het laatste jaar vóór 1995 waarvoor gestandaardiseerde Eurostat-gegevens beschikbaar zijn meer dan 80 % van hun ingezamelde stedelijk afval naar stortplaatsen brachten, mogen het verwezenlijken van de in de punten a), b) of c) genoemde doelstellingen uitstellen met ten hoogste vier jaar. De lidstaten die voornemens zijn van deze bepaling gebruik te maken, stellen de Commissie tevoren in kennis van hun beslissing. De Commissie stelt de andere lidstaten en het Europees Parlement van die beslissingen in kennis.
De uitvoering van de bovenstaande bepaling mag er in geen geval toe leiden dat de onder c) genoemde doelstelling later wordt bereikt dan vier jaar na de onder c) bedoelde datum.
3.
De lidstaten treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende afvalstoffen niet op een stortplaats worden aanvaard:
- a)
vloeibare afvalstoffen;
- b)
afvalstoffen die onder de op de stortplaats heersende omstandigheden ontplofbaar, corrosief, oxiderend, licht ontvlambaar of ontvlambaar zijn, zoals omschreven in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG;
- c)
ziekenhuisafval en andere klinische afvalstoffen, afkomstig van medische of diergeneeskundige instellingen, die infectueus zijn zoals omschreven in Richtlijn 91/689/EEG (eigenschap H9 van bijlage III), en afvalstoffen behorende tot categorie 14 (bijlage I, deel A van die richtlijn;
- d)
hele gebruikte banden vanaf twee jaar na de in artikel 18, lid 1, bedoelde datum, met uitzondering van voor technische doeleinden gebruikte banden en versnipperde gebruikte banden vanaf vijf jaar na deze datum (in beide gevallen met uitzondering van fietsbanden en banden met een buitendiameter van meer dan 1 400 mm);
- e)
alle anderen soorten afvalstoffen die niet voldoen aan de overeenkomstig bijlage II vastgestelde aanvaardingscriteria;
- f)
afval dat overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG en artikel 22 van die richtlijn gescheiden is ingezameld ter voorbereiding voor hergebruik en voor recycling, met uitzondering van het afval dat bij de verdere behandeling van gescheiden ingezameld afval ontstaat en waarvoor storten het beste milieuresultaat oplevert overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn.
3 bis.
De lidstaten streven ernaar te waarborgen dat alle afval dat zich leent voor recycling of andere nuttige toepassing, in het bijzonder in stedelijk afval, vanaf 2030 niet langer in een stortplaats wordt aanvaard, met uitzondering van afval waarvoor storten het beste milieuresultaat oplevert overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.
De lidstaten nemen informatie over de krachtens dit lid genomen maatregelen op in de in artikel 28 van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde afvalbeheerplannen of in andere strategiedocumenten die voor het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat gelden.
4.
Het is verboden afvalstoffen te verdunnen of te vermengen uitsluitend om aan de aanvaardingscriteria te voldoen.
5.
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2035 tot 10 % of minder van de totale geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval (in gewicht) wordt verminderd.
6.
Een lidstaat kan de termijn voor de verwezenlijking van de in lid 5 bedoelde doelstelling met maximaal vijf jaar verlengen mits die lidstaat:
- a)
meer dan 60 % van zijn in 2013 geproduceerde stedelijk afval zoals gerapporteerd in het kader van de gezamenlijke vragenlijst van de OESO en Eurostat stortte;
- b)
de Commissie uiterlijk 24 maanden vóór het verstrijken van de in lid 5 van dit artikel vastgestelde termijn in kennis stelt van zijn voornemen om de termijn te verlengen, en een uitvoeringsplan indient overeenkomstig bijlage IV bij deze richtlijn. Dat plan kan worden gecombineerd met een overeenkomstig artikel 11, lid 3, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG ingediend uitvoeringsplan.
7.
Binnen drie maanden na ontvangst van het op grond van lid 6, onder b), ingediende uitvoeringsplan kan de Commissie een lidstaat verzoeken dat plan te herzien indien de Commissie van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de voorschriften van bijlage IV. De betrokken lidstaat dient binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie een herzien plan in.
8.
In geval van een verlenging van de termijn overeenkomstig lid 6 treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid gestort stedelijk afval tegen 2035 tot 25 % of minder van de totale geproduceerde hoeveelheid stedelijk afval wordt verminderd.
9.
Uiterlijk 31 december 2024 bekijkt de Commissie de in lid 5 vastgelegde doelstelling opnieuw om deze te behouden of zo nodig te verlagen, een kwantitatieve doelstelling inzake gestort afval per hoofd van de bevolking te overwegen en beperkingen van het storten van ongevaarlijke afvalstoffen behalve stedelijk afval in te voeren. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.