Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen
Artikel 11 Procedures voor de aanvaarding van afvalstoffen
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/850)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/850)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De lidstaten treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat vóór de aanvaarding van de afvalstoffen op de stortplaats:
- a)
de houder of de exploitant vóór of op het tijdstip van aflevering, of van de eerste van een reeks afleveringen als het soort afvalstoffen ongewijzigd blijft, met de juiste documentatie kan aantonen dat de betrokken afvalstoffen op dat terrein kunnen worden aanvaard overeenkomstig de in de vergunning vermelde voorwaarden en dat zij voldoen aan de aanvaardbaarheidscriteria van bijlage II;
- b)
de exploitant bij ontvangst de volgende procedures in acht neemt:
- —
controle van de afvalstoffendocumentatie, met inbegrip van de documenten die zijn voorgeschreven bij artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/689/EEG en, indien van toepassing, bij Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (2),
- —
visuele inspectie van de afvalstoffen aan de ingang en op de stortplek en, voorzover zulks dienstig is, verificatie van de overeenstemming met de beschrijving in de door de houder voorgelegde documentatie. Indien er representatieve monsters moeten worden genomen ter uitvoering van bijlage II, punt 3, niveau 3, worden de analyseresultaten bewaard en moet de monsterneming geschieden conform bijlage II, punt 5. Deze monsters moeten ten minste één maand worden bewaard,
- —
registratie van de hoeveelheden en eigenschappen van de gestorte afvalstoffen, met vermelding van oorsprong, datum van aflevering, identiteit van de producent of inzamelaar in het geval van stedelijk afval en, in het geval van gevaarlijke afvalstoffen, de nauwkeurige ligging op de stortplaats. Deze informatie wordt op verzoek voor statistische doeleinden ter beschikking gesteld van de bevoegde nationale en communautaire organisaties voor statistiek;
- c)
de exploitant van de stortplaats elke op de stortplaats aanvaarde aflevering schriftelijk bevestigt;
- d)
de exploitant, onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 259/93, de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis stelt van een weigering afvalstoffen op een stortplaats te aanvaarden.
2.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er in verband met stortplaatsen waarvoor overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 5, een vrijstelling van de bepalingen van deze richtlijn is toegestaan, voor te zorgen dat:
- —
de afvalstoffen op de stortplek geregeld visueel worden geïnspecteerd, teneinde erop toe te zien dat uitsluitend ongevaarlijke afvalstoffen van het eiland of het afgelegen woongebied op de locatie worden aanvaard; en
- —
registratie van de hoeveelheden op de stortplaats gedeponeerde afvalstoffen plaatsvindt.
Voetnoten
PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 120/97 (PB L 22 van 24.1.1997, blz. 14).