Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 7.6
Geldend
Geldend vanaf 06-10-2021
- Bronpublicatie:
01-10-2021, Stcrt. 2021, 41844 (uitgifte: 05-10-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/100129)
- Inwerkingtreding
06-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-10-2021, Stcrt. 2021, 41844 (uitgifte: 05-10-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/100129)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel b van het besluit, is niet van toepassing voor rondvaartboten van het Amsterdams grachtentype, als bedoeld in artikel 1.1 voor zover varend op de binnenwateren van zone 3 of zone 4, en voor zover de schipper in het bezit is van:
- a.
het vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 7.4; en
- b.
een verklaring van de vaarwegbeheerder houdende de vermelding voor welke wateren, behorende tot zone 3, het vrijstellingsbewijs geldt alsmede de voorwaarden waaronder op deze wateren mag worden gevaren.
2.
Het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vrijstellingsbewijs wordt door de minister afgegeven na overlegging van:
- a.
het diploma Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, zoals opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen met de codes 95050 of 25385, en een dienstboekje als bedoeld in artikel 5.4.1, waaruit blijkt dat de aanvrager een vaartijd van ten minste 180 vaardagen als lichtmatroos heeft behaald; of
- b.
de Verklaring praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, ten bewijze dat het Praktijkexamen schipper rondvaartboot van het Amsterdamse grachtentype, beperkt vaargebied van het CBR, met goed gevolg is afgelegd, en een vaartijdverklaring afgegeven door de Stichting Afvalstoffen en vaardocumenten Binnenvaart, waaruit blijkt dat de aanvrager ten minste 180 vaardagen heeft behaald, waarvan tenminste 90 vaardagen zijn behaald tijdens het praktijkexamentraject, hetgeen kan worden aangetoond door middel van een dienstboekje of een werkgeversverklaring, vergezeld van op de desbetreffende periode van toepassing zijnde salarisstroken; en
- c.
een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, niet ouder dan dertien weken.
3.
Het praktijkexamen ter verkrijging van de Verklaring praktijkexamen schipper rondvaartboot beperkt vaargebied, als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt afgenomen met inachtneming van een examenreglement en een examenprogramma die zijn goedgekeurd door de minister.
4.
Op de aanvraag van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vrijstellingsbewijs is artikel 1.4 van overeenkomstige toepassing.
5.
Op het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vrijstellingsbewijs zijn artikel 27, eerste lid, en artikel 30 van de wet van overeenkomstige toepassing.
6.
Met betrekking tot het aantonen van zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid zijn op de houder van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde vrijstellingsbewijs artikel 27, tweede lid, en artikel 28 van het besluit van overeenkomstige toepassing.
7.
Het in het eerste lid bedoelde vrijstellingsbewijs is aan boord van het schip.