Artikel 12b
1
Indien de belastingplichtige een immaterieel activum heeft voortgebracht ter zake waarvan aan hem een octrooi is verleend, worden, ingeval hij daarvoor bij de aangifte over een jaar kiest met ingang van dat jaar de voordelen uit hoofde van dat activum, met in achtneming van de drempel als geduid in het vijfde lid en het maximum als geduid in het zesde lid, slechts in aanmerking genomen voor 10/H gedeelte. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar waarin het voordeel is genoten.
2
Dit artikel is slechts van toepassing op immateriële activa waarvan de te verwachten voordelen in belangrijke mate hun oorzaak vinden in aan de belastingplichtige verleende octrooien.
3
Voor de toepassing van dit artikel worden onder octrooien mede begrepen kwekersrechten.
4
Dit artikel is niet van toepassing op door de belastingplichtige voortgebrachte merken, logo's, en daarmee vergelijkbare vermogensbestanddelen.
5
Het eerste lid is van toepassing voor zover het saldo van de in het jaar genoten voordelen uit hoofde van immateriële activa als bedoeld in dat lid, uitgaat boven de drempel. De drempel is gelijk aan het gezamenlijke bedrag van de nog in te lopen voortbrengingskosten, bedoeld in het zevende lid, aan het einde van het voorafgaande jaar, vermeerderd met de voortbrengingskosten van de activa waarvoor de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van dit artikel.
6
Het eerste lid is ten hoogste van toepassing op een saldo dat gelijk is aan het saldo van de resterende ruimte, bedoeld in het achtste lid, aan het einde van het voorafgaande jaar, vermeerderd met het viervoud van het bedrag van de voortbrengingskosten van de activa waarvoor de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van dit artikel.
7
De inspecteur stelt gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag over het jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking vast het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het jaar, welk saldo is:
- a.
het bedrag dat bij het einde van het voorafgaande jaar op de voet van dit lid is vastgesteld, zo dat is vastgesteld, vermeerderd met:
- b.
de voortbrengingskosten van de activa waarvoor belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van dit artikel, en verminderd met:
- c.
de in het jaar genoten voordelen die de drempel van het jaar niet te boven gingen.
8
De inspecteur stelt gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag over het jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking vast het saldo van de resterende ruimte aan het einde van het jaar, welk saldo is:
- a.
het bedrag dat bij het einde van het voorafgaande jaar op de voet van dit lid is vastgesteld, zo dat is vastgesteld, vermeerderd met:
- b.
het viervoud van de voortbrengingskosten van de activa waarvoor belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van dit artikel, en verminderd met:
- c.
de voordelen die krachtens het eerste lid in het jaar slechts voor een gedeelte in aanmerking zijn genomen.
9
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het in het zevende lid of in het achtste lid bedoelde saldo te laag, onderscheidenlijk te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur een aldaar bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing. Rechtsmiddelen tegen een in het zevende lid of in het achtste lid bedoelde beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de vermeerdering ingevolge onderdeel b en de vermindering ingevolge onderdeel c van die leden.
10
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels, waaronder nadere voorwaarden, worden gesteld voor de toepassing van dit artikel. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de bepaling welk deel van de door een andere Mogendheid geheven belasting over voordelen die onder dit artikel vallen, op basis van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, kan worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting.