Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 15ac [Uitzondering op werkingssfeer fiscale eenheid]
Geldend
Geldend van 01-01-2018 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 518 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34786)
20-12-2017, Stb. 2017, 517 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34785)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2017, 518 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34786)
20-12-2017, Stb. 2017, 517 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34785)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Winst
1
Bij het bepalen van de winst van een fiscale eenheid worden voor de toepassing van artikel 11 tantièmes en salarissen, door een dochtermaatschappij toegekend aan anderen dan de moedermaatschappij, geacht als zodanig te zijn toegekend door de moedermaatschappij.
2.
Artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt bij het bepalen van de winst van een fiscale eenheid geen toepassing, behoudens voorzover aannemelijk wordt gemaakt dat de in dat onderdeel bedoelde voordelen niet tot de winst van de schuldenaar zouden hebben behoord indien deze geen deel zou hebben uitgemaakt van de fiscale eenheid. Voor zover verliezen van de schuldenaar, via een voorafgaande waardedaling van de prijsgegeven rechten, bij een andere maatschappij hebben geleid tot een bedrag aan negatieve voordelen op een schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, dat op grond van het zevende lid niet in aanmerking is genomen, wordt het bedrag aan voordelen dat op grond van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet tot de winst behoort, na toepassing van de eerste volzin, verhoogd met het hiervoor bedoelde bedrag aan negatieve voordelen, doch ten hoogste tot het bedrag van de voordelen uit het prijsgeven van de rechten.
3.
Ten aanzien van een coöperatie die als moedermaatschappij van een fiscale eenheid deel uitmaakt vindt artikel 9, eerste lid, onderdeel g, geen toepassing.
4.
De vermindering van belasting ingevolge voorschriften ter voorkoming van dubbele belasting wordt berekend alsof de maatschappijen van de fiscale eenheid één belastingplichtige zijn.
5
Indien tot de winst van de fiscale eenheid winst uit een buitenlandse onderneming of uit een in het buitenland gelegen onroerende zaak behoort en die winst voor de toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten tot een ander bedrag in aanmerking zou worden genomen dan het gezamenlijke bedrag dat in aanmerking zou zijn genomen bij afwezigheid van de fiscale eenheid, wordt de winst uit een andere staat tot het bedrag in aanmerking genomen dat die winst zou hebben belopen bij afwezigheid van de fiscale eenheid. Voor zover bij afwezigheid van de fiscale eenheid artikel 10, eerste lid, onderdeel d, op financieringskosten, toerekenbaar aan de buitenlandse onderneming of de in het buitenland gelegen onroerende zaak, van toepassing zou zijn, wordt de eerste volzin toegepast alsof artikel 10, eerste lid, onderdeel d, daarop niet van toepassing zou zijn.
6.
Ingeval een dochtermaatschappij geheel of ten dele is verkregen tegen een verplichting als bedoeld in artikel 13, zesde lid, eerste volzin, blijven de waardeveranderingen van die verplichting bij het bepalen van de winst van de fiscale eenheid buiten aanmerking. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij aanpassingen van de prijs waartegen een dochtermaatschappij is verkregen als bedoeld in artikel 13, zesde lid, tweede volzin.
7.
Negatieve voordelen op een schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, van een belastingplichtige op:
- a.
een lichaam dat op enig tijdstip is aangemerkt als een tussenmaatschappij als bedoeld in artikel 15, vijfde lid, of een topmaatschappij als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van een fiscale eenheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt;
- b.
een lichaam als bedoeld in artikel 15, achtste lid, dat deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt van eenzelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige;
- c.
een lichaam dat met de belastingplichtige verbonden is of op enig tijdstip is geweest;
worden slechts in aanmerking genomen voor zover deze niet rechtens dan wel in feite, direct of indirect verband houden met aan een andere maatschappij, die tot dezelfde fiscale eenheid behoort of heeft behoord als de belastingplichtige, toe te rekenen negatieve bedragen aan winst van de fiscale eenheid. Voor zover een waardevermindering van een schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, op grond van de eerste volzin niet in aanmerking is genomen bij het bepalen van de winst en met die waardevermindering geen rekening is gehouden bij de toepassing van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij een ander lichaam, wordt een latere waardestijging van die schuldvordering of dat vermogensbestanddeel eveneens niet in aanmerking genomen bij het bepalen van de winst.