Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 15ak
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2022.
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 651 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35927)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 651 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35927)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
1.
Voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, worden de voor het voegingstijdstip van een maatschappij geheven voorheffingen die zijn voortgewenteld naar het jaar dat aanvangt op het voegingstijdstip (voorvoegingsvoorheffingen) verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij van een jaar voor zover:
- a.
de maatschappij beschikt over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen;
- b.
bij de moedermaatschappij in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en
- c.
bij de maatschappij in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien zij geen deel zou uitmaken van de fiscale eenheid.
2
Indien een bestaande fiscale eenheid wordt uitgebreid of indien een bestaande fiscale eenheid wordt opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid, worden voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, voorvoegingsvoorheffingen van die bestaande fiscale eenheid verrekend met de aanslag van de moedermaatschappij van de fiscale eenheid van een jaar voor zover:
- a.
de bestaande fiscale eenheid beschikt over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen;
- b.
bij de moedermaatschappij in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en
- c.
bij de bestaande fiscale eenheid in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien zij niet zou zijn uitgebreid of niet zou zijn opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, wordt onder een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen verstaan: het positieve bedrag dat resteert nadat het op het voegingstijdstip aanwezige bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van de maatschappij, onderscheidenlijk de bestaande fiscale eenheid, is verminderd met het bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van die maatschappij, onderscheidenlijk die bestaande fiscale eenheid, dat in voorgaande jaren is verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan te betalen belasting voor zover dat bedrag de voorheffingen in het jaar overschrijdt.
5
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdeel c, wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan winst van de fiscale eenheid dat is toe te rekenen aan de maatschappij, onderscheidenlijk de maatschappijen die direct voorafgaande aan het voegingstijdstip tot de bestaande fiscale eenheid behoorden, verminderd met een met de belastbare winst van de fiscale eenheid verrekend voorvoegingsverlies van die maatschappij, onderscheidenlijk die maatschappijen, en vermenigvuldigd met het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22.
6.
In afwijking van artikel 25a, vierde lid, en artikel 25b, eerste lid, stelt de inspecteur een voort te wentelen bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van de dochtermaatschappij of de bestaande fiscale eenheid, niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vast, en zijn deze voorheffingen met inachtneming van dit artikel wel verrekenbaar, gedurende de periode dat die maatschappij, onderscheidenlijk die bestaande fiscale eenheid, deel uitmaakt van de fiscale eenheid.
7.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15a, met dien verstande dat daarbij voor moedermaatschappij wordt gelezen: centrale maatschappij.