Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Onverminderd het in artikel 50 bepaalde wordt de ambtenaar gepensioneerd:
- a)
hetzij ambtshalve op de laatste dag van de maand waarin hij de 66-jarige leeftijd bereikt;
- b)
hetzij op zijn verzoek op de laatste dag van de in dit verzoek genoemde maand, wanneer hij de pensioengerechtigde heeft bereikt of wanneer hij tussen de 58 jaar oud en de pensioengerechtigde leeftijd is en voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een onmiddellijk ingaand pensioen overeenkomstig artikel 9 van bijlage VIII. Artikel 48, tweede alinea, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.
De ambtenaar kan echter op eigen verzoek en op voorwaarde dat het tot aanstelling bevoegde gezag van oordeel is dat het verzoek in het belang van de dienst is, doorwerken tot de leeftijd van 67 jaar, of in uitzonderlijk geval tot de leeftijd van 70 jaar, in welk geval hij automatisch op de laatste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, op pensioen zal worden gesteld.
Indien het tot aanstelling bevoegde gezag besluit de ambtenaar toe te staan om door te werken na de leeftijd van 66 jaar, wordt die toestemming gegeven voor een periode van ten hoogste één jaar. Het kan op verzoek van de ambtenaar worden verlengd.