Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.4.5
4.4.5 Ongerechtvaardigde verrijking
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS581120:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie HR 5 november 1982, NJ 1984/125, HR 1 februari 1985, NJ 1986/375 en HR 28 juni 1991, NJ 1992/787 betreffende het vereiste van verrijking.
Hartkamp 2001, Van Maanen 2001, p. 12, Wissink 2002, p. 95, Engelhard & Van Maanen 2008, p. 75, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/462.
Waarschijnlijk zal deze begrenzing echter geen stand houden, mocht het aangevochten worden voor het HvJ EU. Het Hof heeft in het kader van onverschuldigde betaling immers reeds geoordeeld dat het ontbreken van een verrijking geen belemmering is voor het terugvorderen van een prestatie. Zie HvJ EG 20 maart 1997 Rheinland-Pfalz/Alcan Deutschland, C-24/95, Jurispr. 1997, p. I-1591, punt 54. In Alcan ging het om het terugvorderen van staatssteun.
Linssen 2001, p. 453, Van Boom 2002, p. 36.
T.M., Parl. Gesch. boek 6, p. 830, HR 27 juni 1997, Setz/Brunings, NJ 1997/719. De interpretatie die G.E. van Maanen geeft aan het begrip ‘verarming’ leidt toch tot subsidiariteit van de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. Volgens Van Maanen is een gepretendeerd verarmde namelijk niet verarmd indien hij een alternatieve rechtsvordering heeft, omdat deze vordering tot zijn vermogen behoort, Van Maanen 2001, p. 43. Het Gerechtshof Arnhem lijkt Van Maanen in zijn interpretatie te volgen. In Severiens/Harselaar, JOR 2009/182, oordeelt het Gerechtshof in Arnhem in een zaak tussen VHT, Harselaar en Harmeijer. De feiten zijn, vereenvoudigd, als volgt: VHT en Harselaar hebben (als medeschuldenaars) een schuld bij Harmeijer. VHT gaat failliet maar lost de gezamenlijke lening voor haar faillissement af. Deze aflossing is wegens paulianeus gedrag buitengerechtelijk vernietigd waardoor de aflossing van VHT aan Harmeijer onverschuldigd betaald is. De curator van VHT, Severiens, spreekt Harselaar onder meer aan op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Het Gerechtshof redeneert onjuist wanneer het beslist dat VHT niet verarmd is omdat hij Harmeijer kan aanspraken op grond van onverschuldigde betaling. Zie Gerechtshof Arnhem 7 april 2009, Severiens/Harselaar, JOR 2009/182, rov. 4.4.
169. In Nederland is de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking neergelegd in artikel 6:212 BW. De vereisten zijn: verrijking van iemand ten koste van een ander, een causaal verband tussen de verarming en de verrijking en de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn.1 Volgens geldend recht moet schade zijn geleden, waarmee de ongerechtvaardigde verrijking een schadevergoedingsactie is.2 De hoogte van de schadevergoeding uit de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking bedraagt maximaal het bedrag van de verrijking3 of de verarming. De schadevergoeding wordt bovendien begrensd doordat zij slechts wordt toegekend voor zover dit redelijk is.4 Sommige auteurs menen dat de vordering uit verrijking moet worden gezien als een vordering tot afgifte van voordeel; schade is naar hun mening geen vereiste.5 Dit laatste is echter geen geldend recht.
170. Een ander aspect van de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is dat zij geen subsidiair karakter heeft. Samenloop is dus mogelijk. Zo zal een benadeelde op grond van het bestaande feitencomplex doorgaans kunnen kiezen voor het instellen van een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking maar ook voor het instellen van een vordering uit onverschuldigde betaling of onrechtmatige daad.6 Een argument om in de praktijk toch te kiezen voor een vordering uit onrechtmatige daad of onverschuldigde betaling in plaats van een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is dat de twee eerstgenoemde vorderingen niet de begrenzingen kennen die de vordering uit de ongerechtvaardigde verrijking wel kent namelijk dat schadevergoeding ten hoogste het bedrag van de verrijking bestrijkt, dat de schadevergoeding nooit meer is dan de verarming en dat schadevergoeding slechts opgelegd wordt voor zover dit redelijk is. De reden dat ik de verrijkingsactie toch bespreek, is dat het verschil tussen de ongerechtvaardigde verrijking en de onverschuldigde betaling in andere nationale stelsels niet altijd nadrukkelijk wordt gemaakt.7
Indien men kijkt naar de benadering van de ongerechtvaardigde verrijking in het Nederlandse recht en de benaderingswijze die het Hof hanteert ten aanzien van de ongerechtvaardigde verrijking komt men tot de conclusie dat beiden vereisen dat er een verlies bestaat bij de één en een vermogensvermeerdering bij een ander zonder dat daarvoor een rechtsgrondslag bestaat. De zienswijze van het Hof verschilt van het Nederlandse rechtsstelsel in die zin dat de actie uit ongerechtvaardigde verrijking niet als schadevergoedingsactie wordt gezien en het Hof beperkt de restitutiesom ook niet tot maximaal de verarming van de verrijkingscrediteur.