NJ 1986, 375
HR, 01-02-1985, nr. 12162
HR 01-02-1985, ECLI:NL:PHR:1985:AG4956, m.nt. C.J.H. Brunner
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 februari 1985
- Magistraten
Ras, Royer, Martens, Van Den Blink, Bloembergen, Mok
- Zaaknummer
12162
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
AG4956
- JCDI
JCDI:ADS62691:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1985:AG4956, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑02‑1985
ECLI:NL:PHR:1985:AG4956, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑1985
- Wetingang
BW art. 1395; Rv (oud) art. 140
Essentie
Vordering uit onverschuldigde betaling. Voor toewijzing daarvan is het stellen van ongegronde verrijking niet vereist.
Partij(en)
Mijstocit BV, te Amsterdam, eiseres tot cassatie, adv. Mr. H.D.O. Blauw,
tegen
Interuniversitair Instituut Bedrijfskunde, te Rotterdam, verweerder in cassatie, adv. Mr. E. Korthals Altes.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1
Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie — hierna te noemen IIB — heeft bij exploot van 4 aug. 1978 eiseres tot cassatie — hierna te noemen Mijstocit — gedagvaard voor de Rb. te Amsterdam en gevorderd dat Mijstocit zal worden veroordeeld om aan IIB te betalen de som ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.