Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.4.3
4.4.3 Onrechtmatige daad
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS573997:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 20 september 2001, Courage/Crehan, C-453/99, Jurispr. 2001, p. I-6279, punt 26; HvJ EG 13 juli 2006, Manfredi, C-295/04 t/m C-298/04, Jurispr. 2006, p. I-6619, punt 60-61, NJ 2007/34 m.nt. Mok en HvJ EU 6 november 2012, Otis, C-199/11, NJ 2013/168 m.nt. Mok, punt 41.
Het implementatievoorstel is te vinden via een link op: https://www.internetconsultatie. nl/implementatiewet_richtlijn_privaatrechtelijke_handhaving_mededingingsrecht (laatst geraadpleegd op 15 december 2015).
In een nieuw in te voegen afdeling 6.3.3B BW, getiteld ‘Schending van mededingingsrecht’.
Lindenbergh 2008, p. 12, 15.
Zie ook Sieburgh 2000, p. 51-57, Verheij 2005, p. 33-37, Lindenbergh 2007, p. 10, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/131, HR 7 mei 2004, Paes/Van Duijvendijk (ook bekend als ‘Duwbak Linda’), NJ 2004/281, m.nt. Hijma, rov. 3.3.2.
De afzonderlijke elementen bespreek ik slechts in relatie tot de in hoofdstuk 5 te behandelen voorbeelden. Ik verwijs hiervoor naar Verheij 2005 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/35-150, beide met verdere verwijzingen.
Zie ook Korsten 2008, Verheij, Onrechtmatige daad (Mon. Pr. nr. 4) 2015/22, HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, rov. 3.5.1, 3.5.2.
HR 8 januari 2010 (Alfa Romeo Nederland/Multicar), NJ 2010/187, rov. 5.3.3 m.nt. Mok. De oneerlijke concurrentie kan onrechtmatig zijn jegens de distributeur als het distributiestelsel wordt ondermijnd. Ten aanzien van de dealers ziet de HR in het algemeen niet in dat de keuze die de distributeur maakt voor bepaalde verkoopstandaarden voor rekening van de dealers zou moeten zijn in die zin dat het profiteren van de ongunstige positie van de dealers niet onrechtmatig zou zijn jegens hen. Overigens verliest het arrest zijn belang als de vrijstelling voor doorleveringsverboden in de autobranche vervalt.
Rechtbank Gelderland 24 september 2014, TenneT/AlstomECLI:NL:RBGEL:2014:6118, Rechtbank Gelderland 16 juni 2015, TenneT/Alstom ECLI:NL:RBGEL:2015:3713.
164. Dat eenieder vergoeding van schade, veroorzaakt door een inbreuk op het mededingingsrecht, moet kunnen vorderen (ongeacht of het directe of indirecte afnemers van een inbreukpleger betreft) is reeds een uitgangspunt in de jurisprudentie van het Hof maar is thans ook in artikel 12 lid 1 van richtlijn schadevorderingen vastgelegd.1 Het Nederlandse civiele recht staat hieraan niet in de weg. Ter implementatie van de richtlijn schadevorderingen heeft de Nederlandse wetgever een wetsvoorstel gepubliceerd.2 Voorgesteld wordt een nieuwe afdeling die zal worden ingevoegd in titel 3 van Boek 6 BW, ‘Onrechtmatige daad’.3 De implementatiewet zal op 26 december 2016 in werking moeten treden. Ik vestig hier kort de aandacht op artikel 6:193l en 6:193m BW. Het voorgestelde artikel 6:193l BW implementeert artikel 17, tweede lid, van de richtlijn. Op grond van de voorgestelde bepaling worden kartels vermoed schade te berokkenen, met name via een prijseffect. Artikel 6:193m BW bepaalt dat een inbreukpleger onrechtmatig handelt jegens degene die door die inbreuk schade lijdt en vormt als zodanig een uitwerking van artikel 6:162 BW.
165. De regeling inzake de onrechtmatige daad beoogt een evenwicht te vinden tussen de handelingsvrijheid van individuele rechtssubjecten en de bescherming tegen schade van zijn mederechtssubjecten. Indien dit evenwicht is verstoord, wordt het hersteld door schadeloosstelling van de benadeelde.4 Deze schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad is niet punitief maar beoogt het verstoorde vermogensrechtelijke evenwicht te herstellen.5 Dat degene die een toerekenbare onrechtmatige daad pleegt jegens een ander, verplicht de schade die de ander als gevolg daarvan lijdt te vergoeden, is vastgelegd in artikel 6:162 BW. Daarnaast moet worden voldaan aan het relativiteitsvereiste. Dit vereiste is geregeld in artikel 6:162 lid 1 BW en verder geëxpliciteerd in artikel 6:163 BW. De geschonden norm moet strekken ter bescherming van de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De vereiste relativiteit kent drie componenten: de zakelijke relativiteit (tegen welke schade beschermt de norm?), de persoonlijke relativiteit (welke persoon wordt door de norm beschermd?), en de ontstaansrelativiteit (tegen welke wijze van ontstaan beschermt de norm?).6 Op het moment dat aan de (vijf) elementen van de onrechtmatige daad is voldaan, bestaat aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad.7 In het geval van een overtreding van het kartelverbod lijkt het me ook mogelijk om een lid van het kartel aan te spreken op grond van artikel 6:166 BW voor zijn gedraging in groepsverband.8
166. De Hoge Raad oordeelde in Alfa Romeo in 2010 dat als een dealer die niet bij een selectief distributiestelsel is aangesloten, bewust gebruik maakt van de wanprestatie van een wel bij een selectief distributiestelsel aangesloten dealer, dit kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Die oneerlijke concurrentie levert onder omstandigheden een onrechtmatige daad op jegens de aangesloten dealers en de distributeur.9
TenneT/Alstom is de eerste follow-on procedure in het Nederlandse recht waarin schadevergoeding wordt toegekend aan een benadeelde (TenneT) die schade heeft geleden door een kartelinbreuk.10 TenneT heeft onder andere Alstom aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad. TenneT beriep zich op de artikelen 6:162 en 6:166 BW.