Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.4.4
4.4.4 Onverschuldigde betaling
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS575181:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/423, T.M., Parl. Gesch. boek 6, p. 804. Het komt niet aan op wat de schuldenaar die de prestatie heeft verricht wilde of beoogde, maar op de vraag of hetgeen is gedaan als prestatie kan worden aangemerkt.
Artikel 6:203, lid 1, 2 en 3 BW.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV 2015/419, T.M., Parl. Gesch. boek6, p. 803.
HvJ EG 20 maart 1997 Rheinland-Pfalz/Alcan Deutschland, C-24/95, Jurispr. 1997, p. I-1591.
Zie hoofdstuk 6 (Duits recht), subparagraaf 6.4.3.
HvJ EG 20 maart 1997 Rheinland-Pfalz/Alcan Deutschland, C-24/95, Jurispr. 1997, p. I-1591, punt 54.
167. Degene die zonder rechtsgrond een goed aan iemand heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen op grond van artikel 6:203 BW. Het begrip ‘betaling’ is geobjectiveerd: alle prestaties waarmee aan een verbintenis kan worden voldaan, vallen hieronder.1 Zodra aan de vereisten voor een vordering uit onverschuldigde betaling is voldaan, ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen.2 Indien de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, is de ontvanger op grond van artikel 6:210 lid 2 BW verplicht tot het vergoeden van de waarde van de prestatie voor zover dat redelijk is. De onverschuldigde betaling heeft niet ten doel schade te vergoeden, maar het ongedaan maken van het zonder rechtsgrond betaalde.3 De vordering kan onder omstandigheden worden afgewezen indien de eiser bij toewijzing ervan ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Daarnaast kan de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan het slagen van een vordering.4 Omdat concurrenten van de inbreukmaker zelf geen prestatie hebben verricht, ligt een aanspraak uit onverschuldigde betaling niet voor de hand bij op schending van het mededingingsrecht gegronde vorderingen. Een uitzondering hierop bestaat als sprake is van machtsmisbruik: indien een ondereming met een machtspositie een te hoge prijs heeft bedongen, kan het teveel betaalde onder omstandigheden worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Bovendien kan onverschuldigde betaling aan de orde komen als een deelnemer aan het kartel de betalingen terugvordert die hij heeft verricht op grond van de nietige overeenkomst.
168. Het Hof heeft in een arrest naar aanleiding van een Duitse prejudiciële vraag een interessante uitspraak gedaan.5 Dit Rheinland-Pfalz-arrest betrof het terugvorderen van staatssteun. Het Bundesverwaltungsgericht vroeg onder meer aan het Hof of de omstandigheid dat de begunstigde zich naar Duits recht kon beroepen op het ontbreken van verrijking, de overheid ontsloeg van de verplichting om de steun terug te vorderen. Duitsland maakt geen principieel onderscheid tussen de ongerechtvaardigde verrijking en de onverschuldigde betaling.6 Het Hof antwoordde dat het ontbreken van verrijking geen belemmering is voor de terugvordering van onrechtmatige onverenigbare staatssteun op grond van ongerechtvaardigde verrijking.7 Naar Nederlands recht betekent de uitspraak van het Hof dat een vordering uit onverschuldigde betaling moet worden ingesteld.