Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/6.9.5
6.9.5 Kritische analyse van epistemische waarschijnlijkheid
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS615746:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 6.
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 6-7.
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 8.
Zie D. Gillies, Philosophical theories of probability, Abingdon, Oxon: Routledge 2009, p. 1; W.C. Salmon, The Foundations of Scientific Inference, Pittsburgh: University of Pittsburgh Press, 1967, p. 68 en P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick. maher1.net/ipk.pdf, p. 9.
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 15.
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 15.
P. Maher, The Concept of Inductive Probability, 2005, http://patrick.maher1.net/ipk.pdf, p. 15-16.
Zoals gezegd kunnen we bij de inductief-logische interpretatie waarschijnlijkheid identificeren met de rationele mate van geloof. Volgens Maher is de uitleg van inductieve waarschijnlijkheid als de rationele mate van geloof echter niet verhelderend:
‘I conclude that the identification of inductive probability with rational degree of believe does not clarify the concept of inductive probability. On some natural interpretations the identification is false and in the sense in which it is true it is trivial.’1
Voor Mahers onderbouwing van dit standpunt verwijs ik naar het betreffende artikel van zijn hand. De vraag is of deze conceptuele onduidelijkheid problematisch is. Het weerhoudt ons volgens Maher in ieder geval niet over waarschijnlijkheid te spreken in termen van rationele mate van geloof. Het laat ons namelijk zien dat we in dat geval een inductieve waarschijnlijkheid voor ogen hebben:
‘If someone tells me that they are using “probability” to mean rational degree of belief, that does convey useful information. It tells me that they are not talking about physical probability or actual degree of belief and I may conjecture that they intend to talk about inductive probability.’2
Een andere benadering is de identificatie van inductieve waarschijnlijkheid met de mate van onderbouwing (confirmation) in plaats van de rationele mate van geloof. De inductieve waarschijnlijkheid van een hypothese, gegeven een bepaald bewijs, is in dat geval de mate waarin de hypothese wordt ondersteund door dat bewijs. Ook deze identificatie is volgens Maher echter onduidelijk:
‘Thus the identification of inductive probability with degree of confirmation is false on one natural interpretation and, in the sense in which it is true, it is trivial. Either way, the identification does not clarify the concept of inductive probability.’3
Ondanks deze bedenkingen van Maher, wordt de inductief-logische interpretatie in het algemeen geïdentificeerd met de mate van rationeel geloof4 en de mate van onderbouwing. Maher ziet zelf ook een belangrijke rol weggelegd voor inductieve waarschijnlijkheid, maar dan in het dagelijks leven:
‘The concept of inductive probability plays an important role in ordinary life, where it is involved in much of our reasoning and decision making.’5
Dit is vrij eenvoudig voor te stellen. Stel dat ik mij afvraag of ik een paraplu mee moet nemen wanneer ik naar buiten ga. Dat hangt af van de waarschijnlijkheid dat het gaat regenen. Als ik daar een inschatting van wil maken, kan ik eerst naar buiten kijken of er donkere wolken hangen. Vervolgens kijk ik op de barometer of de luchtdruk wellicht is gedaald. Ten slotte kan ik op teletekst of op internet naar de weersverwachting kijken. Aan de hand van die opeenvolgende informatie stel ik dan mijn inschatting bij van de waarschijnlijkheid dat het gaat regenen en beslis ik om al dan niet een paraplu mee te nemen. Op dezelfde wijze stelt een belastingadviseur of inspecteur gedurende zijn onderzoek naar de rechtsgevolgen in een specifieke rechtsvindingscasus steeds zijn inschatting van de waarschijnlijkheid van de rechtsgevolgen bij – ook al is dat een kwalitatieve en niet een kwantitatieve inschatting.
Tegelijkertijd ziet Maher dat in de meeste waarschijnlijkheidstheorieën wel ruimte is voor de mate van geloof, maar niet voor inductieve waarschijnlijkheid:
‘However, most contemporary theories of probability do not concern themselves with inductive probability; instead they deal with degree of believe (also called subjective probability).’6
De gedachte daarachter zou zijn dat inductieve waarschijnlijkheid ‘vaag’ is en niet altijd te kwantificeren. Dat moet ons volgens Maher echter niet ervan weerhouden om inductieve waarschijnlijkheid te gebruiken:
‘The concept of inductive probability is vague and inductive probabilities often do not have numerical values. Some probability theorists regard this as a reason to study degrees of belief instead of inductive probabilities. (…)
I have two responses to this. First, even if it were true that degrees of belief always have numerical values, it does not follow that we should not study inductive probability and study degree of belief instead. The concept of inductive probability plays a different role to degrees of belief, so to study something else instead is to fail to understand something of importance. (…)
Second, it is not true that degrees of belief are always quantifiable. On the contrary, they are also vague and often unquantifiable, just as inductive probabilities are.’7
Uiteindelijk is het de vraag of het mogelijk is de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk exact vast te stellen. We hebben gezien dat de klassieke en de frequentistische interpretatie van de waarschijnlijkheidsleer geen bruikbare interpretaties zijn als we de waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen vast willen stellen. En de subjectieve interpretatie mist de zo gewenste objectiviteit. Daarnaast hebben we vastgesteld dat van de drie door Mellor gegeven betekenissen van waarschijnlijkheid, alleen de epistemische waarschijnlijkheid een reële kandidaat is voor de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk. De epistemische benadering waarbij bewijs een bijdrage levert aan de waarschijnlijkheid van een bepaalde stelling sluit bovendien nog het meeste aan bij de beleving van fiscalistenwanneer zij een schatting moeten maken van de waarschijnlijkheid van een bepaald standpunt. Dus zelfs als er in de ogen van Maher wellicht een conceptuele onduidelijkheid is, dan nog lijkt de epistemische waarschijnlijkheid de meest voor de hand liggende kandidaat om de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk te analyseren. Het lijkt mij dan ook zinvol om verder te gaan met de inductief-logische interpretatie, zelfs als deze ook niet onproblematisch is.