Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/6.9.1:6.9.1 Epistemische waarschijnlijkheid
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/6.9.1
6.9.1 Epistemische waarschijnlijkheid
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS614483:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een volgende interpretatie van de waarschijnlijkheidsleer is de inductieflogische interpretatie. Voordat ik aan de bespreking van deze interpretatie begin, wil ik nogmaals de drie door Mellor gegeven betekenissen van de waarschijnlijkheid onder de aandacht brengen, te weten de fysieke waarschijnlijkheid, de subjectieve waarschijnlijkheid en de epistemische waarschijnlijkheid (zie paragraaf 6.2). Zowel bij de subjectieve als bij de epistemische waarschijnlijkheid is de waarschijnlijkheid de mate van geloof in een bepaalde stelling of hypothese (bijvoorbeeld een bepaald rechtsgevolg). De epistemische waarschijnlijkheid onderscheidt zich vervolgens van de subjectieve waarschijnlijkheid doordat daarbij ook de aan de waarschijnlijkheid ten grondslag liggende bronnen (bewijs) in aanmerking worden genomen.
Anders dan de fysieke waarschijnlijkheid, is de epistemische waarschijnlijkheid geen reëel kenmerk van de ons omringende fysieke wereld – althans niet één die rechtstreeks uit de ons ter beschikking staande natuurkundige theorieën kan worden afgeleid. De epistemische waarschijnlijkheid is veeleer een maat voor de hoeveelheid bewijs die een bepaalde stelling of hypothese bevestigt dan wel ontkracht. De epistemische waarschijnlijkheid is dus afhankelijk van het beschikbare bewijs voor een bepaalde stelling of hypothese. Stel bijvoorbeeld dat een econoom de stelling poneert dat de kans 0,15 is dat de wereldeconomie binnen tien jaar (weer) in een recessie terechtkomt waarbij het bruto binnenlands product (BBP) van Nederland met 2% afneemt. Er is sprake van een epistemische waarschijnlijkheid indien de econoom zijn stelling kan onderbouwen met bewijs en een rationele analyse van dat bewijs inderdaad een kans van 0,15 aannemelijk maakt.
In gelijke zin redeneert een belastingadviseur wanneer hij zijn cliënt informeert dat de kans 0,5 is dat de fiscus en in laatste instantie de rechter het door hem geadviseerde, fiscaal-vriendelijke standpunt volgt. Die kans van 0,5 zal in het algemeen ook gebaseerd zijn op voorafgaand bewijs, waarbij de belastingadviseur kennis heeft genomen van de wet, de wetsgeschiedenis, de vakliteratuur en/of de rechtspraak en wellicht ook de relatie met de inspecteur in aanmerking heeft genomen.
Om tot een gedegen analyse van de epistemische waarschijnlijkheid van een bepaald standpunt te komen, zal al het beschikbare bewijs moeten worden afgewogen. Daarbij moet zowel het bewijs dat het standpunt bevestigt als het bewijs dat het standpunt tegenspreekt in aanmerking worden genomen.