Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.3.1:4.3.1 Een strafvorderlijk dwangmiddel
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.3.1
4.3.1 Een strafvorderlijk dwangmiddel
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van Veen & Balkema 1982, p. 17.
Den Hartog 1990, p. 132-133; Uit Beijerse 1998, p. 199.
Wedzinga 1999, p. 12.
Van Veen & Balkema 1982, p. 21; Wedzinga 1999, p. 12.
Wedzinga 1999, p. 12.
Vgl. Kamerstukken II 1968-1969, 9994, nr. 4, p. 14. Zie ook: Bleichrodt 1996, p. 206; Wedzinga 1999, p. 12-13.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De voorlopige hechtenis voorziet de autoriteiten van een instrument om ten aanzien van een verdachte van een strafbaar feit reeds voorafgaand aan de terechtzitting vergaande interventies te treffen. Hiermee komt de voorlopige hechtenis tegemoet aan, zoals Van Veen & Balkema het stellen, “de behoefte van de autoriteiten om onverwijld op aantasting van de rechtsorde en bedreiging van het overheidsgezag te kunnen reageren met doelmatige, onmiddellijk werkende middelen”.1 De voorlopige hechtenis is echter formeel geen straf of sanctie.2 Het betreft een dwangmiddel dat uitsluitend mag worden ingezet ten behoeve van de strafvordering.3 De voorlopige hechtenis heeft derhalve een sterk doelgebonden karakter en mag nimmer als zelfstandige interventie worden gebruikt.4 Meer concreet, wordt de toepassing van de voorlopige hechtenis – zowel in het commune strafrecht als in jeugdstrafrecht – gelegitimeerd en begrensd door het strafvorderlijke kader als neergelegd in artikel 67a Sv.5 Deze bepaling bevat de wettelijke gronden waarop de rechter de toepassing van voorlopige hechtenis mag baseren. Het karakter van de voorlopige hechtenis als strafvorderlijk dwangmiddel impliceert dat het gebruik van voorlopige hechtenis in beginsel slechts gerechtvaardigd kan zijn indien dit strekt tot één van deze uit artikel 67a Sv voortvloeiende strafvorderlijke doelstellingen.6