Einde inhoudsopgave
RvdW 2013/1153
Verjaring bevoegdheid tenuitvoerlegging rechterlijke uitspraak; twintigjarige termijn van art. 3:324 BW; aanvang verjaringstermijn vóór inwerkingtreding huidig BW; stuiting naar oud recht; gevolgen stuiting beheerst door oud recht of door art. 3:319 lid 2 BW?; art. 68a (onmiddellijke werking) en art. 120 Overgangswet NBW.
HR 27-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3740 (Schooneveldt/IDM Finance)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 september 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
12/01666
- Conclusie
plv. P-G mr. C.L. de Vries Lentsch-Kostense
- Roepnaam
Schooneveldt/IDM Finance
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Staatsrecht / Wetgeving
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA3740, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑09‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:CA3740, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑03‑2012
- Wetingang
Essentie
Verjaring bevoegdheid tenuitvoerlegging rechterlijke uitspraak; twintigjarige termijn van art. 3:324 BW; aanvang verjaringstermijn vóór inwerkingtreding huidig BW; stuiting naar oud recht; gevolgen stuiting beheerst door oud recht of door art. 3:319 lid 2 BW?; art. 68a (onmiddellijke werking) en art. 120 Overgangswet NBW.
Art. 120 Overgangswet NBW houdt slechts in dat over het tijdvak vóór het in werking treden van het huidige BW, de verjaring waarop dat BW van toepassing is, wordt geacht te zijn gestuit door een oorzaak die naar het oude recht stuitende werking had. Dit artikel heeft geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.