RvdW 2020/852:Herziening. Medeplegen aanwezig hebben 40 kilo hennep (art. 3 onder C jo. 11 lid 5 Opiumwet), medeplegen diefstal (art. 311 lid 1 onder 4° Sr) en witwassen, meermalen gepleegd (art. 420bis lid 1 onder b Sr). Aangevoerd wordt dat Rb OM n-o zou hebben verklaard indien zij bekend zou zijn geweest met arrest hof in zaak tegen medeverdachte (OM n-o vanwege onrechtmatige inzet van burger in vooronderzoek). HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2012:BW9301 m.b.t. uitzonderlijke gevallen waarin OM ex art. 359a Sv n-o is in strafvervolging. Aanvraag niet onderbouwd. Verwijzing naar bij aanvraag gevoegd arrest van hof in strafzaak tegen medeverdachte volstaat daartoe niet, omdat daaraan niet ernstig vermoeden kan worden ontleend dat in strafzaak tegen aanvrager sprake was van uitzonderlijk geval als hiervoor omschreven. Hieruit volgt dat in aanvraag aangevoerde niet kan worden aangemerkt als gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 onder c Sv. Afwijzing aanvraag.