Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/152
Maximale duur gijzeling in ontnemingsprocedure(s) voortkomend uit één strafzaak.
HR 23-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:42
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 januari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/00007 P
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:42, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1080, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑10‑2022
- Wetingang
Art. 36e Sr; art. 6:6:25 Sv
Essentie
Profijtontneming. Indien in de strafzaak zaken gevoegd zijn behandeld, bedraagt in de daaruit voortkomende ontnemingsprocedure de duur van de maximaal te vorderen gijzeling drie jaar, ook als de ontnemingsvorderingen niet in één ontnemingszaak aan de orde zijn gesteld.
Samenvatting
De ontnemingsprocedure vormt niet een op zichzelf staande procedure, maar kan slechts worden ingesteld als een voortzetting (‘sequeel’) van een strafvervolging. Als een strafzaak waarin de tenlastegelegde feiten gevoegd aan de kennisneming van de rechter zijn onderworpen de aanleiding vormt voor een ontnemingsvordering, ligt het daarom in de rede dat de betreffende feiten ook in één ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.