Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/145
Arbeidsrecht. Beëindiging arbeidsovereenkomst; beëindigingsverklaring werkgever; geldt maatstaf duidelijke en ondubbelzinnige verklaring werknemer?; moment werking beëindigingsverklaring (art. 3:37 lid 3 BW).
HR 26-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:111
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 januari 2024
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma
- Zaaknummer
22/03165
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:111, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:776, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 08‑09‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑06‑2022
- Wetingang
Art. 3:37 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Beëindiging arbeidsovereenkomst; beëindigingsverklaring werkgever; geldt maatstaf duidelijke en ondubbelzinnige verklaring werknemer?; moment werking beëindigingsverklaring (art. 3:37 lid 3 BW).
Samenvatting
Volgens vaste rechtspraak moet ter beantwoording van de vraag of een werknemer zijn dienstbetrekking vrijwillig heeft willen beëindigen, worden beoordeeld of sprake is van een daarop gerichte duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer (HR 10 juni 2005, NJ 2005/395). Deze maatstaf van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring geldt niet in het geval dat moet worden beoordeeld of een verklaring van de werkgever een opzegging van de arbeidsovereenkomst inhoudt. Verder geldt dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.