Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/7.3:7.3 Welke personen hebben het ouderlijk gezag? Hoe ‘krijgt’ men het en hoe raakt men het kwijt?
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/7.3
7.3 Welke personen hebben het ouderlijk gezag? Hoe ‘krijgt’ men het en hoe raakt men het kwijt?
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS393284:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tot nu toe hebben de ouders van een kind gedurende hun huwelijk of geregistreerd partnerschap van rechtswege het ouderlijk gezag over dit kind (art. 1:251 lid 1 en 253aa lid 1 BW). Voor de ouder en de niet-ouder die met elkaar zijn gehuwd of geregistreerd, is dit anders op grond van de ‘tenzij’-passage in art. 1:253sa lid 1 BW. In andere samenlevingsvormen of in geval van solitair zijn krijgt de vrouw uit wie het kind is geboren, na de geboorte het ouderlijk gezag (art. 1:253b BW). Een partner van deze vrouw kan samen met deze vrouw in het geval van art. 1:253c of 253d BW het ouderlijk gezag over dit kind verzoeken; in het geval van art. 1:252 jo. art. 1:244 BW volstaat een aantekening van gezamenlijk gezag in het gezagsregister ter griffie van de rechtbank, die weliswaar in de praktijk veelal via een advocaat zal geschieden, maar noodzakelijk is dit niet. De dood beëindigt het ouderlijk gezag van de desbetreffende ouder. Hoewel art. 1:246 BW duidelijk stelt dat o.a. minderjarigen onbevoegd zijn tot het gezag en art. 1:253b lid 1 BW herhaalt dat het moederschap alleen niet het onbevoegd zijn tot het gezag opheft, biedt art. 1:253ha lid 1 BW een mogelijkheid om alsnog door middel van een verzoek aan de kinderrechter bevoegd tot het gezag te worden: ‘De minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden kan, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren’. De tekst van deze bepaling moet natuurlijk zo worden gelezen dat de 16- of 17-jarige moeder die het gezag graag wil hebben, door de uitspraak van de kinderrechter meerderjarig en daardoor pas bevoegd tot het gezag wordt (zie art. 1:246 BW).
Daarnaast kan een ouder door het in kracht van gewijsde gaan van een rechterlijke uitspraak van het ouderlijk gezag ontheven of ontzet worden (afdeling 1.14.5 BW: ‘Ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag’, art. 1:266-278 BW).
Beide ouders zijn niet alleen sterk betrokken bij het directe opvoeden en verzorgen van hun kind in de huiselijke omgeving. Zij vormen ook een belangrijke verbinding tussen het kind en allerlei openbare instanties, gemeente, school etc. In alle voorkomende situaties nemen zij niet alleen namens het kind, maar vooral ook in het belang van het kind beslissingen.