Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/7.1:7.1 Ouderlijk gezag en juridisch ouderschap
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/7.1
7.1 Ouderlijk gezag en juridisch ouderschap
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS396893:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het is belangrijk dat men zich realiseert dat ouderlijk gezag een complex van rechten voor ouders is dat voortvloeit uit hun ouderlijke plicht om hun kinderen zo goed mogelijk op te voeden en te verzorgen. Dit betekent dan ook dat het ouderlijk gezag eigenlijk alleen in die situaties kan voorkomen waarbij sprake is van een gezin, dus ook in een eenoudergezin. Ook buiten het gezin, in de klassieke betekenis van het woord als resultante van een huwelijk en nu ook geregistreerd partnerschap, komen in andere gestructureerde samenlevingsvormen mengvormen voor in het type gezag over het kind: eenhoofdig ouderlijk gezag en gezamenlijk ouderlijk gezag naast gezamenlijk gezag van een ouder en een ander dan een ouder en gezamenlijke voogdij als de gezagsdrager geen ouder, maar een derde is. In principe is er in alle gevallen slechts één belanghebbende: het kind. De redactie van de art. 1:245 lid 5 en 253v BW maakt duidelijk dat over het algemeen voor wat betreft de uitwerking er weinig verschil is tussen enerzijds het gezamenlijk gezag van ouder en niet-ouder en anderzijds het ouderlijk gezag.
Het juridisch ouderschap impliceert niet het ouderlijk gezag. Zoals het begrip al zegt, belichaamt het ouderlijk gezag het gezag dat één of twee personen over een kind kunnen uitoefenen om beslissingen voor het kind te nemen (art. 1:245 lid 4 BW). Ook hier geldt dat deze beslissingen worden geacht te worden genomen in het belang van het kind.
In art. 1:245 leden 2 en 3 BW wordt duidelijk, zoals hierboven reeds vermeld, dat het ouderlijk gezag door één ouder of door beide ouders gezamenlijk kan worden uitgeoefend.
Hoewel bij de opvoeding en verzorging van een kind talrijke beslissingen worden genomen in het belang van het kind, behoeven deze niet te duiden op het ouderlijk gezag ex art. 1:247 lid 1 BW. Ook een stiefouder kan over het kind dat staande zijn huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met de moeder geboren is, maar van wie hij niet de ouder is, van rechtswege met de moeder gezamenlijk het gezag uitoefenen, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder (art. 1:253sa lid 1, slot BW). Op grond van art. 1:253aa lid 1 BW oefenen de ouders in een geregistreerd partnerschap gezamenlijk het gezag uit over hun beider kind. Dit artikel heeft sinds de wetswijziging van 2009 betrekking op man/vrouw-paren, man/man-paren en vrouw/vrouw-paren, mits beide personen juridische ouders zijn die met elkaar geregistreerd zijn (dus net zoals in geval van een huwelijk op grond van art. 1:251 lid 1 BW). Ook indien door pleegouders de gezamenlijke voogdij wordt uitgeoefend, oefenen zij beiden het gezag uit over het kind ex art. 1:282 BW. Daarnaast kan gezamenlijke voogdij ook bestaan op grond van een testamentaire voogdijbeschikking of een aantekening in het gezagsregister (art. 1:292 BW).