RvdW 2019/1238:Herziening. Aangevoerd wordt dat de bij het verzoek aangeleverde informatie over de financiële positie van aanvrager niet bekend was toen het hof arrest wees en dat, als die informatie wel voorhanden was geweest, het hof naar verwachting geen, althans een aanzienlijk lagere geldboete, zou hebben opgelegd. Het aangevoerde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een nieuw gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 onder c Sv. Daarbij verdient opmerking dat onder ‘een minder zware strafbepaling’ in de zin van art. 457 lid 1 onder c Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.