Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1238
Herziening. Aangevoerd wordt dat de bij het verzoek aangeleverde informatie over de financiële positie van aanvrager niet bekend was toen het hof arrest wees en dat, als die informatie wel voorhanden was geweest, het hof naar verwachting geen, althans een aanzienlijk lagere geldboete, zou hebben opgelegd. Het aangevoerde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een nieuw gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 onder c Sv. Daarbij verdient opmerking dat onder ‘een minder zware strafbepaling’ in de zin van art. 457 lid 1 onder c Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder valt niet de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
HR 19-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1800
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 november 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
19/03414 H
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1800, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2019
Essentie
Herziening. Aangevoerd wordt dat de bij het verzoek aangeleverde informatie over de financiële positie van aanvrager niet bekend was toen het hof arrest wees en dat, als die informatie wel voorhanden was geweest, het hof naar verwachting geen, althans een aanzienlijk lagere geldboete, zou hebben opgelegd. Het aangevoerde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een nieuw gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 onder c Sv. Daarbij verdient opmerking dat onder ‘een minder zware strafbepaling’ in de zin van art. 457 lid 1 onder c Sv moet worden verstaan een strafbepaling die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.