Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/302
Art. 81 lid 1 RO. Pandrecht. Onrechtmatige daad. Art. 3:83 lid 2 BW. Rechtsgeldig pandrecht bank op vorderingen waarop beding van niet-overdraagbaarheid van toepassing is? Goederenrechtelijke of verbintenisrechtelijke werking? Betekenis daarvoor van boetebeding. HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682.
HR 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:321
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 maart 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/00154
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:321, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:60, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2019
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Pandrecht. Onrechtmatige daad. Art. 3:83 lid 2 BW. Rechtsgeldig pandrecht bank op vorderingen waarop beding van niet-overdraagbaarheid van toepassing is? Goederenrechtelijke of verbintenisrechtelijke werking? Betekenis daarvoor van boetebeding. HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682.
Partij(en)
8 maart 2019
Eerste Kamer
18/00154
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Maarten Johan Willem VAN INGEN, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van Astrea Groep B.V. en Ingenieursbureau Technipower B.V., kantoorhoudende te Eindhoven,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.