Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/7
Procesrecht. Verzet tegen griffierecht in cassatie (art. 29 lid 1 Wgbz); berekening griffierecht: vordering van onbepaalde waarde of met beloop van een bepaald bedrag?
HR 06-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1912
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 december 2019
- Magistraten
Mrs.Ā C.A.Ā Streefkerk, M.V.Ā Polak, T.H.Ā Tanja-vanĀ denĀ Broek, M.J.Ā Kroeze, C.H.Ā Sieburgh
- Zaaknummer
19/03208
- Conclusie
A-GĀ mr.Ā R.H.Ā deĀ Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS175095:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1912, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06ā12ā2019
ECLI:NL:PHR:2019:1021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04ā10ā2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27ā05ā2019
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Verzet tegen griffierecht in cassatie (art. 29 lid 1 Wgbz); berekening griffierecht: vordering van onbepaalde waarde of met beloop van een bepaald bedrag?
Samenvatting
De regeling van art. 3 en 10 Wgbz is erop gericht het griffierecht, wat de hoogte betreft, te relateren aan de waarde van de vordering en daarmee aan het financiƫle belang van de zaak. Voor de berekening van het griffierecht in een bij procesinleiding aangebrachte cassatiezaak moet worden aangeknoopt bij de waarde van de vordering waarover de rechter tegen wiens uitspraak het beroep in cassatie is gericht, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.