Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.4.2.6.3
4.4.2.6.3 Verzuim en schuldeisersverzuim
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS388028:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Laat de curator de termijn ongebruikt verstrijken, dan verliest hij op grond van art. 37 lid 1 Fw het recht om nakoming te vorderen. Onzeker is wat dit betekent voor diens mogelijkheden om te ontbinden (of aanvullende schadevergoeding te vorderen). Zie in dit verband nader § 4.7.1.2.3, waar ik verdedig dat een reeds bestaande bevoegdheid tot ontbinding (en tot het vorderen van aanvullende schadevergoeding) in ieder geval niet door de werking van art. 37 lid 1 Fw wordt getroffen. In een geval als het onderhavige betekent dit dat de bevoegdheid tot ontbinding ook na het verstrijken van de termijn zonder dat de curator zich tot nakoming bereid heeft verklaard, intact blijft.
Gestanddoening kan ook stilzwijgend plaatsvinden; zie § 4.6.4.
Vgl. A-G Bakels in zijn conclusie voor HR 19 oktober 2001, JOL 2001, 556(Warnas/Mettler), onder 2.16. Vgl. voorts Rb. Amsterdam 31 januari 1996, JOR 1996, 27.
Voor een beroep op art. 37 Fw is mijns inziens irrelevant of sprake is van verzuim aan de zijde van de wederpartij. In dat geval kan de curator er echter in beginsel voor kiezen om vóór het verstrijken van de termijn over te gaan tot ontbinding van het contract.1 De curator kan ook besluiten om vóór het verstrijken van de termijn vervangende schadevergoeding te vorderen, waarin mijns inziens besloten ligt dat hij de overeenkomst (voor het overige) gestand doet.2
Evenmin is van belang of de wederpartij met betrekking tot de op de schuldenaar rustende verbintenissen in schuldeisersverzuim verkeert.3 Wel lijkt mij redelijk dat de curator in dat geval kan eisen dat de wederpartij eerst haar schuldeisersverzuim opheft en toezegt de eventueel daardoor veroorzaakte schade te zullen vergoeden, alvorens hij zich tot gestanddoening bereid verklaart en in verband daarmee de door art. 37 lid 2 Fw vereiste zekerheid stelt. Zolang de wederpartij daartoe niet overgaat, treedt dan niet het rechtsgevolg van art. 37 lid 1 Fw in. 4