Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.4.2.6.6
4.4.2.6.6 Conclusie
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS388033:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Uiteraard is wel denkbaar dat een beroep op art. 37 Fw in een voorkomend geval strandt op de regels van art. 3:13 BW of op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Vgl. Pafi. Gesch. Boek 6, p. 315, waar wordt gesteld dat de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg kunnen staan dat een schuldenaar zich bedient van — het met art. 37 Fw vergelijkbare — art. 6:88 BW, indien het hem er slechts om is te doen om bij gebreke van een tijdige reactie van de schuldeiser een voor hem gunstig resultaat te verkrijgen. Vgl. voorts Rb. Den Haag 3 mei 1927, NJ 1928, p. 991, waarin de rechtbank oordeelde dat de wederpartij haar rechten om zich te beroepen op de consequenties van art. 37 (oud) Fw had verwerkt, door na het ongebruikt verstrijken van de termijn ex art. 37 (oud) Fw nakoming door de curator te aanvaarden.
Uit de voorafgaande paragrafen volgt dat er geen nadere vereisten of belemmeringen zijn voor een beroep op art. 37 Fw. Zo is niet van belang (i) of de wederpartij zelf tot nakoming bereid is, (ii) of zij de mogelijkheid heeft c.q. kan verkrijgen de overeenkomst te ontbinden, (iii) of zij in verzuim is en (iv) of zij ter zake van de op de schuldenaar rustende verbintenissen in schuldeisersverzuim verkeert. De wederpartij bij een wederkerige overeenkomst die ten tijde van de faillietverklaring over en weer nog niet geheel is nagekomen, is in beginsel tijdens de gehele looptijd van het faillissement bevoegd zich van art. 37 Fw te bedienen, ook tijdens een op de voet van art. 63a Fw afgekondigde afkoelingsperiode.1