Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/505
Rechtspersonenrecht. Verbintenissenrecht. Bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9 BW); toepasselijkheid klachtplicht (art. 6:89 BW).
HR 26-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:681
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, K. Teuben
- Zaaknummer
23/02026
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:681, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:185, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 16‑02‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑05‑2023
- Wetingang
Samenvatting
Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat aan een bestuurder ter afwering van zijn aansprakelijkheid op de voet van art. 2:9 BW jegens de rechtspersoon, geen beroep kan toekomen op art. 6:89 BW. Dit vloeit voort uit de aard van de rechtsverhouding tussen bestuurder en rechtspersoon en uit de omstandigheid dat een rechtspersoon bezwaarlijk kan worden tegengeworpen dat de bestuurder tijdens zijn aanstelling ter zake van onbehoorlijke taakvervulling door hemzelf als bestuurder tegenover de rechtspersoon, nalaat namens die rechtspersoon ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.