RvdW 2020/291:Herziening. Rijden terwijl rijbewijs ongeldig is verklaard, art. 9 lid 2 WVW 1994. Het CBR heeft aanvrager verplicht tot deelname aan de EMA i.v.m. verdenking rijden onder invloed in 2006. In 2007 heeft het CBR het rijbewijs van aanvrager ongeldig verklaard omdat aanvrager daaraan niet had voldaan. In 2016 heeft Hof Amsterdam (in herziening, ECLI:NL:HR:2016:523) aanvrager vrijgesproken van rijden onder invloed in 2006. Aanvrager is in 2019 bij verstek veroordeeld wegens rijden in 2017 terwijl zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Aangevoerd wordt dat als de politierechter met het arrest van het hof uit 2016 bekend was geweest het niet tot een veroordeling voor rijden terwijl rijbewijs ongeldig is verklaard, zou hebben geleid. HR: de omstandigheid dat de aanvrager in 2016 is vrijgesproken van het rijden onder invloed van alcohol in 2006, brengt niet mee dat het (onherroepelijke) besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van aanvrager — met terugwerkende kracht en van rechtswege — is komen te vervallen. Het aangevoerde kan dus niet worden aangemerkt als een gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef en onder c Sv. Volgt afwijzing aanvraag.