Vgl. HR 30 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2856, NJ 2015/323, m.nt. Borgers en HR 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198, NJ 2023/57 m.nt. Reijntjes.
HR (Parket), 23-01-2024, nr. 22/00443
ECLI:NL:PHR:2024:13
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
23-01-2024
- Zaaknummer
22/00443
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2024:13, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑01‑2024
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:368
Conclusie 23‑01‑2024
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Diefstal (art. 310 Sr). Klachten over 1) de afwijzing van een voorwaardelijk verzoek tot benoeming van een deskundige, 2) de motivering van het bewijs van medeplegen 3) de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De conclusie strekt vanwege dit laatste tot gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf, en verder tot verwerping van het casatieberoep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/00443
Zitting 23 januari 2024
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte
Inleiding
- 1.
De verdachte is bij arrest van 28 januari 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, wegens diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. Ook is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake het bewezenverklaarde toegewezen tot het bedrag van € 256,66 euro en is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr opgelegd, een en ander zoals bepaald in het arrest.
- 2.
Namens de verdachte heeft C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, drie middelen van cassatie voorgesteld.
- 3.
Het eerste middel keert zich enerzijds tegen de verwerping door het hof van een door de verdediging gevoerd bewijsverweer en anderzijds met een motiveringsklacht tegen de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal van een Range Rover en het kentekenbewijs. Het tweede middel komt op tegen ’s hofs afwijzing van het voorwaardelijke verzoek tot benoeming van een deskundige die over de werking van een jammer in het algemeen en over de onderhavige carlock-jammer in het bijzonder kan verklaren. Het derde middel behelst een klacht over de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase. Bij de bespreking van de middelen begin ik om cassatie-technische redenen met het tweede.
Het bestreden arrest en de aanvulling op het arrest
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 11 mei 2019 te [plaats] , tussen 00:00 en 05:19 uur, tezamen en in vereniging,
- een auto (een Range Rover type Velar) met het kenteken [kenteken] en
- het kentekenbewijs behorend bij voornoemde Range Rover type Velar met het kenteken [kenteken] dat aan een ander toebehoorde, te weten [benadeelde] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.’’
5. Deze bewezenverklaring heeft het hof doen steunen op de inhoud van de volgende, in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 063-064.
Ik doe aangifte van diefstal van mijn Range Rover type Velar, voorzien van kenteken [kenteken] . De auto is mat grijs van kleur. Gisteren, vrijdag 10 mei 2019 parkeerde ik omstreeks 18.00 uur mijn auto voor de onze woning, gelegen aan de [a-straat 1] in [plaats] . Het betreft een parkeervak op de openbare weg. Omstreeks 00.00 uur zijn wij naar bed gegaan en zag ik dat mijn auto nog voor de woning stond op de parkeerplaats.
Op zaterdag 11 mei 2019 omstreeks 05.19 uur werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon. Voordat ik mijn telefoon kon pakken was de verbinding verbroken. Ik kreeg een sms-bericht met daarin de volgende tekst: "Uw auto met kenteken [kenteken] heeft automatisch een diefstalwaarschuwing geactiveerd. (..)".
Ik ben vervolgens naar beneden gelopen en zag dat de auto niet meer op de parkeerplaats stond. Ik zag dat mijn autosleutel nog in het kastje in de gang lag.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland, p. 066 067.
Op zaterdag 11 mei 2019 omstreeks 05.25 uur kregen wij de opdracht te gaan naar de [b-straat] , kruisende met de [c-straat] te [plaats] . In de omgeving van de genoemde locatie zou een Range Rover Velar, voorzien van kenteken [kenteken] uitstralen met een Track & Trace signaal. Dit genoemde voertuig zou gestolen zijn vanuit [plaats] . Ter plaatse kregen wij van de meldkamer de exacte locatie door: [b-straat 1] . Op deze locatie zat het bedrijf [A] gevestigd. Wij betraden het pand. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , riep bij het binnentreden met niet mis te verstane stem: “Politie! Staan blijven!”. Ik zag in deze loods de in de melding genoemde Range Rover staan. Tevens zag ik dat een persoon weg liep van dit voertuig. Deze persoon bleek later te zijn [betrokkene 1] . Ik riep aan dat hij was aangehouden, Wij zagen dat een aantal pasjes en briefgeld van verdachte afvielen. Wij zagen dat daar ook een kentekenbewijs bij lag, welke aan het gestolen voertuig toebehoort.
Vrijwel gelijktijdig met de aanhouding van [betrokkene 1] zagen wij dat collega’s nog twee verdachten aanhielden welke zich onder een tafel hadden verstopt.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, als relaas van verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, p. 068.
Ik ben rechts om het voertuig gelopen en zag, toen ik met mijn zaklamp op de grond scheen, onder het tafeltje een jas liggen. Toen ik beter keek zag ik dat er een persoon onder deze jas lag. De persoon lag op zijn buik. Hij gaf later op te zijn: [verdachte] . Ik hield verdachte aan.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel, als relaas van verbalisant [verbalisant 4] , brigadier, werkzaam als senior bij team forensische opsporing van politie Midden-Nederland, p. 072-074
Ik zag op de middenconsole een groene ‘carlock jammer’.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, als relaas van verbalisant [verbalisant 5] , surveillant van politie Eenheid Oost-Nederland.
In het voertuig werd een zogeheten jammer aangetroffen. Deze werd veiliggesteld voor nader onderzoek onder SIN AAMU7774NL.
6. De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, als bijlage bij het politieproces-verbaal, p. 2-3.
Het DNA-hoofdprofiel opgesteld van de bemonstering Aan/uit knop AAMU7774NL#01 is op 21 november 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] (RAAM1489NL), geboren op [geboortedatum] 1993. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, als relaas van verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, p. 091.
De medewerker van InControle Secure zag in hun systeem dat er om 05.13 uur een GSM failure alarm gekomen was. Dit betekent dat de GSM antenne van de auto verwijderd wordt en dat hiermee de auto onklaar wordt gemaakt.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, als relaas van verbalisant [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, p. 093-094
Op 12 mei 2019 deed ik onderzoek naar de camerabeelden van Oskan cars. Op deze camerabeelden is te zien dat er om 03.22 uur (het hof leidt uit p. 5 van het proces-verbaal af dat er een uur tijdsverschil is met de tijd die op de beelden is weergegeven, 03.22 was 04.22 uur) een personenauto aan komt rijden en bij het hek tot stilstand komt. Hierop is te zien dat er twee personen uit de auto stappen. Ik herken de personenauto als een nieuw model Land Rover.
Op de volgende camerabeelden is te zien dat er omstreeks 03.45 uur (opmerking hof: dus 04.45 uur) twee personen in het pad achter het hek staan. Voor wat betreft de kleding en dergelijke komen deze personen overeen met de personen die met de Land Rover door het geopende hek waren gereden. Te zien is dat er vervolgens een kleine witte auto aan komt rijden. De witte auto rijdt hetzelfde pad in.
Om 03.49 (opmerking hof: dus 04.49 uur) komt er opnieuw een witte auto aanrijden. De auto stopt voor het gesloten hek.
Om 04.23 uur (opmerking hof: dus 05.23 uur) is te zien dat een man met een blauwe spijkerbroek en een grijze trui naar het gesloten hek rent. De man deed het hek open waarna er een kleine witte auto van het terrein afrijdt en buiten het hek stopt.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, als relaas van verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, p. 139-140.
Uit de verkregen informatie van het IMEI-nummer 355794076792117 (het hof leidt de informatie op pagina 007 van het dossier af dat het hier gaat om een mobiele telefoon van medeverdachte [betrokkene 1] ) uit kwam naar voren dat het laatste uitgaande gesprek op 11 mei 2019 om 00.25.31 uur was en 7 seconden duurde. Op dat moment straalde het toestel een paal op de Hasselterdijk te Genemuiden aan.
Op 11 mei 2019 om 02.54.43 uur vindt er een internetverbinding plaats en wordt hierbij een paal op de [d-straat 1] te [plaats] aangestraald. Op 11 mei 2019 om 04.24.00 uur vindt er vervolgen weer internetverbinding plaats met het toestel en op dat moment wordt een paal aan de [e-straat 1] te [plaats] aangestraald.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, als verklaring van [betrokkene 1] , p. 166.
V: Hoe kwam hij dan in de Range Rover terecht?
A: Ik ben overgestapt van de auto van [verdachte] in die Range Rover.
(..) Ik heb in de auto gezeten naar [plaats] .
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, als verklaring van [betrokkene 2] , p. 173.
Om 04.10 uur kreeg ik telefoon of ik spoedig naar de garage wilde komen. De stem zei in het Engels: “Flat tire” en er zou in 2 banden geen lucht meer zitten. En dat ik snel moest komen om de auto aan de computer te zetten. Ik weet niet meer precies hoe laat ik daar was. Ik denk tussen 04.45 en 05.15 uur.
Ik kwam daar en zag een splinternieuwe Landrover. Ik zag twee mannen en dacht het zaakje stinkt. Ik zag geen lekke banden.
Mijn chef [betrokkene 3] heeft mij gebeld.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, als verklaring van [verdachte] , p. 190.
V: [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) heeft verklaard dat hij met de bestuurder van de Range Rover naar [plaats] is gereden. En: dat jij daar later aan kwam in het witte autootje. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik zat in die auto, ik ben daar afgezet. Het klopt dat [betrokkene 1] bij mij in de auto zat in [plaats] . Hij vroeg aan mij of ik hem naar "s Heerenbroek wilde brengen. Daar is hij overgestapt in een andere auto. Toen is hij weg gereden.”
6. Het arrest bevat de volgende overwegingen met betrekking tot het bewijs :
“Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft een voldoende aannemelijke verklaring afgelegd. Hij heeft [betrokkene 1] weggebracht en vervolgens weer willen ophalen. De verdediging betwist dat de jammer gebruikt kan zijn voor de diefstal. De wisselende verklaringen van [betrokkene 1] kunnen verdachte niet worden aangerekend.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij - grotendeels met de rechtbank - in het bijzonder als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op zaterdag 11 mei 2019 vond er tussen 00:00 en 05:19 uur een diefstal van een personenauto plaats. De auto, een Range Rover, voorzien van kenteken [kenteken] , stond geparkeerd voor de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] , op een parkeervak aan de openbare weg. De eigenaar van de auto werd op zaterdag 11 mei 2019 omstreeks 05:19 uur ingelicht door het Tracking Call Centre dat zijn auto een automatische diefstal waarschuwing had geactiveerd. Vervolgens werd er omstreeks 05:25 uur een melding uitgegeven door de centrale meldkamer Flevoland. Volgens deze melding was er een track en trace signaal opgevangen van de gestolen Range Rover op de [b-straat] , kruisende met de [c-straat] te [plaats] . Direct hierop werd de locatie [b-straat 1] te [plaats] doorgegeven alwaar de Range Rover zich zou bevinden. Vervolgens heeft de politie de gestolen Range Rover op deze locatie in een loods aangetroffen. In deze loods waren drie personen aanwezig, waaronder verdachte. Verdachte lag op zijn buik onder een tafel met een jas over zich heen. Hij is samen met nog twee anderen op verdenking van autodiefstal aangehouden. Deze twee anderen waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij automonteur is bij autobedrijf [plaats] . Zijn werkgever heet [betrokkene 3] . Hij werd in de nacht van 11 mei 2019 om 4.10 uur gebeld door [betrokkene 3] . [betrokkene 3] zei dat hij naar de garage moest gaan. Toen hij aankwam zag hij een splinter nieuwe Range Rover staan. Er waren twee mannen bij.
De Range Rover kwam blijkens camerabeelden bij de loods in [plaats] aan, om 04.22 uur. Medeverdachte [betrokkene 1] was als bijrijder in de auto aanwezig op het moment dat de Range Rover bij de loods arriveert. Daarbij kan uit verkeersgegevens worden afgeleid dat de telefoon van [betrokkene 1] op 11 mei 2019 om 02:54 uur nog een paal aanstraalt in [plaats] , de plaats waar de Range Rover die nacht is gestolen, en vervolgens om 04:24 uur een paal aanstraalt op de [e-straat] te [plaats] , de plaats waar de Range Rover naartoe is gereden. Vervolgens is gebleken dat kort na de aankomst van de Range Rover bij de loods, om 4.45 uur een witte auto bij de loods arriveert met daarin verdachte. Volgens gegevens van het Land Rover Control Tracking Centre wordt de Range Rover om 05.13 uur, dus terwijl verdachte al in de loods aanwezig is, onklaar gemaakt doordat de GSM antenne van de auto wordt verwijderd. Op het moment dat de politie om 05.25 uur een inval doet in de loods, is zowel verdachte als [betrokkene 1] in de loods aanwezig.
Verbalisanten zien dat [betrokkene 1] bij de Range Rover wegloopt. Nadat hij is aangehouden zien verbalisanten dat een aantal pasjes op de grond valt. Daar zit ook een kentekenbewijs bij van de gestolen Range Rover. Verbalisanten zien dat [betrokkene 1] op dat moment van de auto wegloopt. Nadat [betrokkene 1] is aangehouden wordt door de verbalisanten gezien dat een aantal pasjes en briefjes van [betrokkene 1] afvallen, waar onder een identiteitskaart en een bankpas met de naam van [betrokkene 1] . De verbalisanten zien vervolgens dat bij deze pasjes en briefjes ook een kentekenbewijs.
Door de politie wordt in de Range Rover op de middenconsole een zogeheten "carlock jammer” aangetroffen. Na onderzoek is gebleken dat op de aan-uitknop het DNA van verdachte is aangetroffen. Het betreft een hoofdprofiel met een matchkans van 1:1 miljard, wat wil zeggen dat de kans dat het profiel van een willekeurige andere persoon afkomstig is, 1 op 1 miljard bedraagt. Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij die nacht in [plaats] was. Iemand moest tanken met een jerrycan en er was geen plaats meer voor hem in de auto en hij is toen uitgestapt op de [c-straat] . Hij was aan het wachten totdat hij weer zou worden opgehaald. Hij liep een loods binnen en zag daar [betrokkene 1] en een voor hem onbekende Pool. Op de vraag van de politie of ze sporen van verdachte in de Range Rover gaan aantreffen, antwoordt verdachte dat het kan zijn dat hij het achterportier open en dicht heeft gedaan. In de tijd voordat hij bij de loods was, zat hij thuis met vrienden. In zijn tweede verhoor wordt verdachte er mee geconfronteerd dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij die nacht door verdachte is opgehaald in [plaats] . Verdachte verklaart uiteindelijk dat het inderdaad klopt dat [betrokkene 1] in [plaats] bij hem in de auto zat en dat [betrokkene 1] later (buiten [plaats] ) is overgestapt in de Range Rover. Later heeft [betrokkene 1] hem gevraagd of verdachte hem wilde ophalen uit [plaats] . Dat is, aldus verdachte, de reden dat hij naar [plaats] is gereden.
Als verdachte ter zitting van de rechtbank er mee geconfronteerd wordt dat zijn DNA op de aan- en uitknop van de Jammer is aangetroffen, verklaart hij dat het zou kunnen dat hij de jammer heeft aangeraakt.
Beoordeling van die feiten en omstandigheden
Het hof overweegt dat aan het enkele voorhanden hebben (dan wel aan het in de directe nabijheid verkeren) van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben (of in de directe nabijheid verkeren) moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven. Voorts geldt dat in een geval als het onderhavige, waarin weliswaar met betrekking tot de toedracht van de diefstal niet is vastgesteld dat deze door medeplegers is begaan, maar dat zich wel kenmerkt door de omstandigheid dat kort na de diefstal de verdachte met een ander of anderen wordt aangetroffen in een situatie die op betrokkenheid bij de diefstal duidt, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan, het uitblijven van een aannemelijke verklaring voor die omstandigheden van belang kan zijn voor de vraag of sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van de jammer is het hof van oordeel dat - gelet op de functie ervan en de plek waar de jammer is aangetroffen - de jammer is gebruikt om de diefstal mogelijk te maken of te vergemakkelijken. Het is algemeen bekend (en ook besproken ter zitting van het hof) dat een jammer een soort stoorzender is die er voor zorgt dat mobiele telefoons, GPS-signalen, elektronische autosloten of anti-autodiefstalsystemen niet meer werken. Gezien het feit dat er geen braakschade was aan de Range Rover en de autosleutels nog in het bezit waren van de aangever, is het aannemelijk dat de jammer gebruikt is om toegang te verkrijgen tot de auto, maar ook als dat niet het geval is geweest, zal de jammer op een andere wijze zijn gebruikt in verband en ten behoeve van die diefstal.
Voorts blijkt uit het bovenstaande het volgende:
- Kort na de diefstal van Range Rover is verdachte samen met onder andere [betrokkene 1] in een loods aangetroffen bij de Range Rover.
- Toen de Range Rover het terrein op reed van de loods in [plaats] zat [betrokkene 1] in de
Range Rover.
- Korte tijd later volgde een auto waarin verdachte zat.
- Anders dan verdachte aanvankelijk verklaarde heeft hij eerder die nacht of avond [betrokkene 1]
ontmoet.
- Die diefstal van de Range Rover werd mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt met een jammer. - Deze jammer bevond zich in de Range Rover.
- Op de aan- en uitknop van de jammer is DNA aangetroffen dat overeenkomt met dat van de
verdachte.
Zowel de eerste verklaring van verdachte (dat hij min of meer toevallig in de loods was) als de tweede verklaring van de verdachte (dat hij zich slechts in de loods bevond omdat [betrokkene 1] had gevraagd hem op te halen en verdachte moest wachten tot zijn auto weer terug was), acht het hof gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden onaannemelijk.
Gelet verder op de hierboven geschetste feiten en omstandigheden in onderlinge verband terwijl contra-indicaties voor medeplegen ontbreken, acht het hof bewezen dat verdachte zich met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van die Range Rover en het zich toen in de Range Rover bevindende kentekenbewijs.”
7. Voorts heeft het hof in het bestreden arrest beslist op het genoemde voorwaardelijke verzoek tot benoeming van een deskundige, en wel als volgt:
“Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan - indien het hof(aanwezigheid van
het DNA van verdachte op) de jammer voor het bewijs bezigt - om een deskundige te
benoemen die ter zake de werking van de jammer in het algemeen en van de jammer in de
onderhavige zaak in het bijzonder in het kader van deze specifieke diefstal kan verklaren.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen dient te
worden.
Oordeel hof
Naar het oordeel van het hof is het horen van een deskundige over de door de raadsman
opgeworpen vragen niet noodzakelijk. Het hof wijst het voorwaardelijk gedane verzoek af.”
Het proces-verbaal van ’s hofs terechtzitting van 14 januari 2022
8. Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang voor de bespreking van het eerste en het tweede middel, het volgende in:
“Verdachte verklaart - kort en zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik werd gebeld door [betrokkene 1] en ben toen naar [plaats] gereden. Andere personen zijn vervolgens gaan tanken in een jerrycan. Ze namen hiervoor mijn auto mee en ik wachtte ondertussen in de loods. Toen deed de politie opeens een inval. Ik heb van [betrokkene 1] in ’s Heerenbroek afgezet. Hij werd daar dan vervolgens opgepikt door anderen. Dat deed hij wel vaker op die manier, want hij had geen rijbewijs. Als hij mij wat vraagt dan help ik hem gewoon. Hij stond ook voor mij klaar. Ik heb in ’s Heerenbroek gezien dat hij is ingestapt en weggereden met een andere auto. Ik weet niet wat voor een soort auto dat was. Toen ik bij de loods kwam stond de Range Rover daar al. Ik heb de auto van binnen en buiten bekeken omdat ik het een mooie auto vond.
Mijn DNA is op een jammer gevonden en daardoor waren de rechters ervan overtuigd dat ik betrokken was bij de diefstal. Maar ik ben een autoliefhebber, daarom ben ik in de auto geweest. Misschien heb ik daarbij de jammer aangeraakt. Met een jammer kun je bovendien geen auto stelen. Beweert wordt dat het sleutelsignaal erdoor zou worden opengemaakt, maar dat is technisch onmogelijk. Een jammer blokkeert signalen, zoals van een auto of telefoon. Je kunt er nooit een signaal mee kopiëren of een auto openen. Daar is de rechtbank wel vanuit gegaan, maar dat kan dus niet.
Ik heb mij inderdaad in de loods verstopt. [betrokkene 1] rende weg en een ander dook onder de tafel. Dus ik deed maar wat de anderen deden.
Ik heb mijn auto aan die jongens meegegeven omdat zij moesten tanken. Ze zijn nooit teruggekomen. Ik heb niet gezien dat de Poolse man wat deed, alleen dat hij onder de tafel dook. Er heerste paniek toen de politie kwam. U houdt mij voor dat het toch best een bijzondere situatie was zo midden in de nacht. Ik had er niet echt een onderbuikgevoel [b]ij. Het was een gewone garage. Ik ken [betrokkene 1] al sinds ik dertien was. Ik wist niet dat hij auto’s stal of heelde. Het kan zijn dat hij dingen deed die verboden waren, maar als ik met hem was deed hij niks strafbaars. Hij sliep in die tijd ook bij mij. In totaal woonde hij twee of drie jaar bij mij.
Ik moet [betrokkene 1] ophalen in [plaats] omdat hij geen rijbewijs en geen vervoer had. Ik heb dus aan die Range Rover gezeten omdat ik nieuwsgierig was. Het was een mooie auto. Ik ging er totaal niet vanuit dat die gestolen was. Het was een autogarage, dus ik dacht dat de auto van een klant was.
De jongens die mijn auto hebben geleend zijn drie of vier minuten nadat ik aankwam weggegaan. Iedereen was daar gewoon. Ik dacht het zal wel goed zitten. Het uitlenen van mijn auto vond ik niet gek. Ik heb de auto uiteindelijk ook teruggekregen. Ik zat anderhalve week in voorarrest, dus ik weet niet precies hoe ik de auto heb terug gehad. U houdt mij voor dat deze jongens mijn verhaal zouden kunnen bevestigen. Maar ik weet niks van ze. Ik heb geen idee wie ze zijn.
Ze hadden benzine voor hun eigen auto nodig. Die auto stond daar ook. U vraagt mij of ik het niet vreemd vond dat zij midden in de nacht mijn auto wilden lenen. Dat vond ik niet vreemd want we waren bij een garage. De hadden mijn auto maximaal tien minuten nodig. De kleine witte Twingo was van mijn vriendin. Dat heb ik bij de politie niet gezegd omdat ik niet wilde dat ze haar lastig zouden vallen.
Sinds juni 2019 heb ik geen contact meer van [betrokkene 1] . Hij had schulden bij zijn zus gemaakt en mij vervolgens bestolen om die schuld af te betalen.”
[…]
De raadsman voert het woord conform het schriftelijk door hem overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleidooi.
De voorzitter merkt op dat jammers volgens het internet ervoor kunnen zorgen dat autovergrendeling niet meer werkt.
Verdachte reageert dat je geen auto kunt stelen met een jammer en dat je de auto dan ook niet kunt starten.
De oudste raadsheer merkt op dat een jammer zou kunnen voorkomen dat een auto op slot gaat.
Verdachte reageert dat de auto pas open gaat als je met de fysieke sleutel in de buurt bent en dat een signaal blokkeren niet werkt.
De advocaat-generaal voert het woord tot repliek, kort en zakelijk weergegeven:
De rechtbank zegt niet dat de jammer gebruikt is, maar dat de jammer een rol heeft gespeeld bij het wegnemen van de auto. Het is niet duidelijk wat die rol precies is. Als je parkeert dan kan het signaal van de sleutel worden opgevangen en dan kan hier een duplicaat van worden gemaakt. Een jammer kan het elektrische signaal verstoren. Verdachten hebben de GPS verstoort met een jammer en een antenne onklaar gemaakt. Het hoe blijft onduidelijk, maar de omstandigheden van het geval en de wisselende verklaringen maken het aannemelijk dat verdachte er een rol in heeft gespeeld.
De jammer is niet doorslaggevend voor het rondmaken van de zaak qua bewijs door het voorwaardelijke verzoek dient afgewezen te worden.
De raadsman krijgt de gelegenheid voor dupliek, maar maakt hiervan geen gebruik.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 28 januari 2022 te 14:00 uur.’’
9. De aan dit zittingsverbaal gehechte pleitnota van de raadsman bevat ten aanzien van het functioneren van een jammer en, in samenhang daarmee, het (voorwaardelijke) verzoek tot het benoemen van een deskundige de volgende inhoud:
“Het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring […].
Betrokkenheid bij diefstal (tussen 00.00 en ongeveer 04.00u)/heling?
Primair: Daarvan blijkt niet (voldoende). Cliënt heeft een voldoende aannemelijke verklaring afgelegd. Hij heeft op enig moment die avond/nacht [betrokkene 1] afgezet in ‘s Heerenbroek. [betrokkene 1] is daarna blijkbaar die nacht nog in [plaats] geweest (telefoongegevens: 02.54u). Vervolgens heeft cliënt verzoek gekregen om VdReek op te halen; dat heeft hij gedaan, doet hij wel vaker, want [betrokkene 1] heeft geen rijbewijs. Ander is met zijn auto doorgereden om benzine te halen.
De RR (Range Rover) komt om 04.22u aan bij de loods; cliënt in zijn auto omstreeks 04.45u. dan lijkt het logisch/aannemelijk dat cliënt is gebeld om daar iemand op te halen (reistijd [plaats] / [plaats] ongeveer half uur); er zijn ook personen bij het hek als cliënt aan komt rijden: hij wordt verwacht. Als sprake zou zijn van betrokkenheid bij diefstal; waarom dan pas ongeveer half uur later gearriveerd?
Een jammer' valt onder de technische hulpmiddelen van art. 350d jo 350c Sr. Cliënt betwist uitdrukkelijk dat dit apparaat in het kader van de diefstal is gebruikt; niet ten tijde van de diefstal (daarvoor is een dergelijk apparaat niet geschikt) noch na de diefstal: blijkbaar is het motorvoertuig op elektronische wijze geopend en gestart, zodanig dat het alarmsysteem en track en trace niet ging functioneren. De 'jammer' heeft daar niets mee van doen gehad, De jammer kan dus niet in verband worden gebracht met de diefstal van de auto noch met het achteraf bevorderen van de diefstal of de heling. Uit info van het Control tracking Centre blijkt dat (eerst) door verwijdering van de antenne sprake is van het onklaar maken. Stellig wordt dan ook betwist de conclusie van de rechtbank dat 'het zeer 'aannemelijk is dat de 'jammer' bij het wegnemen van de Range Rover is gebruikt.'
Voorwaardelijk verzoek: Indien uwerzijds deze stelling niet wordt gevolgd verzoek ik u een deskundige te benoemen die terzake van de werking van de jammer in het algemeen en van deze jammer in het kader van deze diefstal in het bijzonder kan verklaren (personalia deskundige worden desgewenst spoedig aangeleverd).
Wisselende verklaringen? Die van [betrokkene 1] kunnen cliënt niet worden aangerekend. Is sprake van wisselende verklaringen van cliënt? Nee, niet zodanig dat dat zijn verklaring minder aannemelijk maakt. Niet blijkt dat cliënt van de aanwezigheid van het kentekenbewijs op de hoogte was, laat staan dat iemand zich dat zou hebben toegeëigend. Ook heeft (ik, A-G, lees) cliënt het motorrijtuig niet verworven/voorhanden gehad/overgedragen, noch dat hij wist of had moeten vermoeden dat het een van misdrijf verkregen goed betrof.
Conclusie: vrijspraak terzake van primair en subsidiair tenlaste gelegde.”
Het tweede middel en de bespreking daarvan
Het middel
10. Het tweede middel bevat de klacht dat “het verzoek tot het horen van een deskundige ontoereikend, althans onvoldoende [is] gemotiveerd”. Ik begrijp deze gebrekkig geformuleerde motiveringsklacht aldus, dat de pijlen zijn gericht op ’s hofs afwijzing van het (voorwaardelijke) verzoek van de verdediging tot het benoemen van een deskundige die over de werking van een ‘jammer’ in de door de verdediging bedoelde zin kan verklaren. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het hof in het midden heeft gelaten wat de relevantie van de jammer in deze zaak is geweest en voorts dat de deskundige had kunnen verklaren dat van geen enkele relevantie van de jammer bij de ontvreemding van de Range Rover kan blijken.
Het juridisch kader
11. Het door de verdediging ter ’s hofs terechtzitting voorwaardelijk gedane verzoek betreft een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv in verbinding met art. 331, eerste lid, Sv om gebruik te maken van de in art. 315, derde lid, Sv omschreven en aan de rechter verleende bevoegdheid. Deze artikelen zijn ingevolge art. 415 Sv van overeenkomstige toepassing op het rechtsgeding in hoger beroep.
12. De maatstaf die bij de beslissing op een zodanig verzoek in acht dient te worden genomen, is of aan de rechter de noodzakelijkheid van het verzochte is gebleken.1.Dit betekent dat zo’n (voorwaardelijk) verzoek kan worden afgewezen op de grond dat de rechter zich voldoende ingelicht acht over het opgeworpen vraagpunt.
De bespreking van het middel
13. In de onderhavige zaak is de aanleiding voor het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het benoemen van een deskundige gelegen in de omstandigheid dat op de middenconsole van de Range Rover een carlock jammer is aangetroffen met daarop het DNA van de verdachte. Het verzoek is voorwaardelijk, want geldt alleen indien het aantreffen van de jammer in de Range Rover en de aanwezigheid van DNA van de verdachte op de jammer door het hof voor het bewijs worden gebezigd.
14. Ik volg de steller van het middel niet in zijn klacht. Het hof heeft de afwijzing van het voorwaardelijke verzoek gemotiveerd met de overweging dat het horen, en dus ook de benoeming, van een deskundige over de door de raadsman opgeworpen vragen niet noodzakelijk is. In dit oordeel ligt besloten dat het hof zich voldoende geïnformeerd acht over de werking van de jammer in het algemeen en de onderhavige carlock-jammer in het bijzonder. Daarbij zij vooreerst gewezen op het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2022. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de voorzitter en de oudste rechter ter terechtzitting ter sprake hebben gebracht dat een jammer ervoor kan zorgen dat een autovergrendeling niet (meer) werkt en daarmee kan voorkomen dat een auto op slot gaat. Voorts dient de motivering van de afwijzing te worden gezien in het licht van de overwegingen van het hof in het arrest onder het hoofd ‘Beoordeling van die feiten en omstandigheden’. Ik citeer daaruit nog eens: “Ten aanzien van de jammer is het hof van oordeel dat - gelet op de functie ervan en de plek waar de jammer is aangetroffen - de jammer is gebruikt om de diefstal mogelijk te maken of te vergemakkelijken. Het is algemeen bekend (en ook besproken ter zitting van het hof) dat een jammer een soort stoorzender is die er voor zorgt dat mobiele telefoons, GPS-signalen, elektronische autosloten of anti-autodiefstalsystemen niet meer werken”.
15. Aan die overweging mankeert mijns inziens niets. Ik wijs daarvoor op ten eerste het Aanhangsel van de Handelingen II 2011/12, nr. 2230, p. 1, waar te lezen valt dat de regering in antwoord op vragen van Kamerleden de carlock-jammer omschrijft als een jammer die specifiek wordt gebruikt voor het blokkeren van elektronische autosloten en daaraan toevoegt dat dit type jammer onder dezelfde wetgeving valt als GSM- en GPS-jammers.’’ En ten tweede staat op internet het bericht van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat dat een jammer er onder meer voor kan zorgen dat elektronische autosloten niet meer werken, en dat bezit, aanwezigheid en gebruik van alle soorten jammers verboden zijn.2.Dat het hof onder de gebleken omstandigheden van het onderhavige geval ervan uitgaat dat de jammer (door de verdachte) is gebruikt om de diefstal mogelijk te maken of te vergemakkelijken, acht ik niet onbegrijpelijk.
16. Op grond van het voorgaande meen ik dat het hof heeft kunnen oordelen dat de benoeming en het horen van een deskundige over de door de raadsman opgeworpen vragen niet noodzakelijk is. Met de motivering van de afwijzing van het bedoelde voorwaardelijke verzoek heeft het hof geen onjuiste of onbegrijpelijke uitleg gegeven aan de werking van een carlock-jammer. De afwijzing van het voorwaardelijke verzoek is dan ook noch onbegrijpelijk, noch ontoereikend gemotiveerd. Dat het hof niet heeft vastgesteld op welk exact tijdstip en/of op welke wijze precies de jammer is gebruikt, doet daaraan niet af.
17. Het tweede middel faalt.
Het eerste middel en de bespreking daarvan
Het middel
18. Met het eerste middel wordt, mede gezien de toelichting daarop, geklaagd dat het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging strekkende tot vrijspraak van alle feiten3.door het hof is verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen, althans dat de bewezenverklaring van ‘’medeplegen’’ niet uit de bewijsmiddelen blijkt, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
19. In de toelichting op het middel wordt naar voren gebracht dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de intellectuele of materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om te komen tot de vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Voorts wordt aangevoerd dat door het hof geen handelingen van de verdachte voorafgaand of tijdens het plegen van het delict zijn vastgesteld, en er ook geen handelingen van de verdachte wijzen op zijn aanwezigheid ten tijde van het delict. Voorts zou niet van de verklaringen van de verdachte gezegd kunnen worden dat deze ongeloofwaardig of niet aannemelijk zijn.
Het juridisch kader4.
20. Volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad vereist de kwalificatie medeplegen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met één of meer anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
21. De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
22. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of na het strafbare feit. Het is (dus) niet noodzakelijk dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan.
23. Opmerking verdient voorts dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Voorts kan ingeval de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
De bespreking van het middel
24. Het hof heeft in het bestreden arrest op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vastgesteld. Kort na de aankomst van de Range Rover bij de loods arriveert de verdachte om 04:45 uur bij de loods. De Range Rover moet dan nog onklaar worden gemaakt. Dat gebeurt een klein half uur later, om 05:13 uur, wanneer de GSM antenne van de auto wordt verwijderd. De verdachte is dan al in de loods aanwezig en is daar nog altijd aanwezig als de politie om 05.25 uur een inval doet in de loods. Door de politie wordt in de Range Rover op de middenconsole een carlock-jammer aangetroffen. Na onderzoek blijkt op de aan- en uitknop daarvan DNA-materiaal van de verdachte te zitten.
25. Vervolgens overweegt het hof het volgende. De verdachte heeft aanvankelijk bij de politie verklaard dat hij in de nacht van de diefstal in [plaats] was omdat iemand moest tanken met een jerrycan waardoor geen plaats (meer) voor hem was in de auto. Hij moest daarom bij de [c-straat] uitstappen. Daar stond hij te wachten totdat hij zou worden opgehaald. Hij is een loods ingegaan waar hij [betrokkene 1] en een onbekende pool zag. Desgevraagd antwoordt de verdachte (zo interpreteer ik deze verklaring van hem) dat mogelijk sporen van hem kunnen worden aangetroffen aan het achterportier van de Range Rover. In het tweede verhoor verandert de verdachte zijn verklaring. Als hij ermee wordt geconfronteerd dat medeverdachte [betrokkene 1] heeft verteld dat hij die nacht door de verdachte is opgehaald in [plaats] , verklaart de verdachte uiteindelijk dat het inderdaad klopt dat [betrokkene 1] in [plaats] bij hem in de auto zat en vervolgens buiten [plaats] is overgestapt in de Range Rover en dat [betrokkene 1] hem heeft gevraagd of hij hem, [betrokkene 1] , wilde ophalen uit [plaats] . Dat was, aldus de verdachte, de reden dat hij naar [plaats] is gereden.
26. Als de verdachte ter zitting van de rechtbank ermee wordt geconfronteerd dat zijn DNA op de aan- en uitknop van de carlock-jammer is aangetroffen, zegt hij dat het zou kunnen dat hij de jammer heeft aangeraakt. Op de terechtzitting in hoger beroep (14 januari 2022), verklaart de verdachte dat hij de Range Rover vanbinnen en vanbuiten bekeken heeft en daarbij misschien de jammer heeft aangeraakt.
27. Het hof heeft beide verklaringen van de verdachte op grond van de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden onaannemelijk geacht. Uit die feiten en omstandigheden blijkt volgens het hof namelijk het volgende:
- kort na de diefstal van Range Rover is de verdachte samen met onder andere [betrokkene 1] in een loods aangetroffen bij de Range Rover;
- toen de Range Rover het terrein opreed van de loods in [plaats] , zat [betrokkene 1] in de Range Rover;
- korte tijd later volgde een auto waarin de verdachte zat;
- anders dan de verdachte aanvankelijk verklaarde heeft hij eerder die nacht of avond [betrokkene 1] ontmoet;
- die diefstal van de Range Rover werd mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt met een jammer;
- deze jammer bevond zich in de Range Rover;
- op de aan- en uitknop van de jammer is DNA aangetroffen dat overeenkomt met dat van de verdachte.
28. Ik meen dat deze feiten en omstandigheden genoegzaam in de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen besloten liggen. Daaraan kan nog worden toegevoegd, dat, toen de politie de loods binnenviel, de verdachte zich onder een tafel verstopt had, met een jas over zich heen (bewijsmiddel 2). Wat betreft de overweging van het hof dat de carlock-jammer in verband met en ten behoeve van de diefstal – gelet op de functie van deze jammer en de plek waar deze is gevonden – gebruikt is teneinde de diefstal mogelijk te maken of te vergemakkelijken, neem ik aanmerking dat daaraan bewijsmiddel 1 ten grondslag ligt, in die zin dat geen braakschade aan de Range Rover is waargenomen, terwijl de autosleutels ten tijde van de gepleegde diefstal bij de rechtmatige eigenaar thuis lagen.
29. Op grond van dit een en ander komt het hof tot het oordeel dat de verdachte kort na de diefstal met een ander of anderen is aangetroffen in een situatie die op betrokkenheid bij de diefstal duidt, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan en een aannemelijke verklaring van zijn kant voor die feiten en omstandigheden ontbreekt.
30. Naar het mij voorkomt heeft het hof met de voorliggende bewijsvoering voldaan aan het bepaalde in art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv en dus in voldoende mate de redenen opgegeven die ertoe hebben geleid dat het hof is afgeweken van, voor zover daarvan sprake is, het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ik heb daarbij in aanmerking genomen dat het kennelijke oordeel van het hof dat – mede gelet op de specifieke plek waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen, te weten op de aan- en uitknop van de carlock-jammer – de verdachte betrokken is geweest bij het gebruikmaken van deze jammer in verband met en ten behoeve van de diefstal, ook in het licht van de door de verdachte afgelegde verklaringen, niet onbegrijpelijk is. Dat door het hof niet exact is vastgesteld wanneer dat is geweest, acht ik niet problematisch nu voldoende aannemelijk is dát de carlock-jammer in relatie tot de diefstal van de Range Rover en het kentekenbewijs is gebruikt.
31. Uit het voorgaande volgt reeds dat de bewezenverklaring van het medeplegen wel degelijk uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, zodat de bewezenverklaring (ook) op dit onderdeel voldoende naar de eis der wet met redenen is omkleed. Ik attendeer er in dit verband nog op dat uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de verdachte niet alleen na het strafbare feit, maar ook voor en ten tijde van het begaan van de diefstal een wezenlijke bijdrage aan dat feit heeft geleverd. Het hof heeft immers vastgesteld dat (i) de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het gebruikmaken van de jammer, teneinde de diefstal van de Range Rover te vergemakkelijken en/of mogelijk te maken, (ii) de verdachte de medeverdachte [betrokkene 1] naar de Range Rover in ’s Heerenbroek heeft gebracht en (iii) de verdachte in de loods betrokken was bij het verwijderen van de GPS-antenne om tracering van de Range Rover te voorkomen en de diefstal te doen slagen. Zoals het hof terecht heeft geoordeeld, duidt dit alles tezamen genomen op een zo’n nauw en bewuste samenwerking dat van medeplegen gesproken kan worden.
32. Het eerste middel faalt eveneens.
De bespreking van het derde middel
33. Het middel klaagt dat de inzendtermijn in de cassatiefase is overschreden .
34. Het cassatieberoep is ingesteld op 10 februari 2022. De stukken van het geding zijn op 2 juni 2023 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt met zich dat de inzendtermijn inderdaad is overschreden. Deze overschrijding kan niet meer worden gecompenseerd door een voortvarende afdoening, hetgeen dient te leiden tot vermindering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
35. Het middel slaagt.
Slotsom
36. De eerste twee middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Het derde middel is terecht voorgesteld en moet leiden tot strafvermindering.
37. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
38. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑01‑2024
Zie www.rdi.nl/onderwerpen/jammers (laatstelijk geraadpleegd op 30 december 2023).
Ik begrijp dat de steller van het middel daarbij het oog heeft op zowel het primair als het subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde.
Zie voor het ‘beslissingskader medeplegen’: HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, m.nt. Mevis, HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411, m.nt. Rozemond en HR 14 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:394. Zie met betrekking tot (kort gezegd) het aantreffen van de medepleger kort na de diefstal in omstandigheden die op betrokkenheid wijzen: HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315, NJ 2016/413, m.nt. Rozemond; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323, NJ 2016/412, m.nt. Rozemond; HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022, NJ 2018/310, m.nt. Wolswijk.