156 Voorkeursrecht overeengekomen?

Herbert Wooning had tegen zijn broer Aad Wooning een vordering ingesteld die strekte tot het geven van een verklaring voor recht dat het voorkeursrecht van Aad ter zake van de koop van een perceel met tuinbouwbedrijf was vervallen. Aad voerde verweer en stelde dat nu juist een voorkeursrecht met boetebeding zoals geformuleerd in een transportakte was overeengekomen.1 Herbert beroept zich op een rechtsgevolg. Herbert moet voldoende stellen en onderbouwen dat geen voorkeursrecht was overeengekomen. Aad zal gemotiveerd dienen te reageren op de stellingen van Herbert. Aad zal zijn reactie moeten onderbouwen en aangeven dat partijen wel degelijk een voorkeursrecht waren overeengekomen. Het lukt Aad niet om zijn verweer als een grondslagverweer te doen doorgaan zonder in te gaan op zijn vorderingsrecht op grond van het voorkeursrecht. Dat betekent dat het verweer van Aad onvermijdelijk leidt tot een bevrijdend verweer. Het bewijsrisico, indien onzeker blijft of een voorkeursrecht is overeengekomen berust bij Aad. Herbert wenst met zijn verklaring voor recht een eventuele veroordeling tot medewerking aan het voorkeursrecht te verhinderen. Een (zuivere) negatieve verklaring voor recht.