Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.3.6.4
4.3.6.4 Stap 3: beslissing
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209968:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107, r.o. 4.2.9. Zie over deze verplichting ook paragraaf 4.3.4.
Ibid.
Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 16 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:4085, r.o. 4.6, Rb. Amsterdam 7 september 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:5528, r.o. 4.1, Rb. Den Haag 9 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15277, r.o. 4.2, Rb. Midden-Nederland 15 juni 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:3100, r.o. 4.4 en Rb. Rotterdam 19 september 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:8292, r.o.7.1.
Hof Arnhem-Leeuwarden 29 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9922, r.o. 4.37.
Dit lijkt snel te worden aangenomen. Zie bijvoorbeeld Rb. Noord-Holland 20 november 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:9549, r.o. 4.13.
Volgens de Hoge Raad is de kredietgever verplicht de kredietwaardige consumenten te informeren over de uitkomsten van het onderzoek.1 De consument is daardoor beter in staat een inschatting te maken van de mate waarin hij kan voldoen aan de terugbetaalplichten. Er is echter onduidelijkheid over de vereiste omgang met een niet-kredietwaardige consument. De Hoge Raad aanvaardt het bestaan van een informatie- en waarschuwingsplicht, maar heeft geen definitieve richting gekozen ten aanzien van het bestaan van een weigeringsplicht, en wijst in dit verband op de destijds geldende inzichten van verantwoorde kredietverlening.2 Uit de feitenrechtspraak volgt dat rechters niet altijd tot dezelfde beslissing komen. Enerzijds zijn er rechters die, al dan niet verwijzend naar het publiekrecht, een weigeringsplicht aannemen of daarnaar hinten.3 Anderzijds is in een enkel geval een waarschuwingsplicht aangenomen.4 Deze verschillen lijken erop te wijzen dat feitenrechters anders denken over de mate waarin een inbreuk op het beginsel van de contractsvrijheid in dit verband gerechtvaardigd is.
Overigens moet worden bedacht dat het verschil tussen een waarschuwings- of weigeringsplicht vooral relevant is voor de schadeafwikkeling. Bij een waarschuwingsplicht is de kredietgever pas schadeplichtig als aannemelijk is dat de consument naar die waarschuwing zou hebben gehandeld en het betreffende krediet dus niet zou hebben genomen.5 Bij een weigeringsplicht speelt die vraag over het causaal verband niet. Voorts zou de verdeling van de schade over partijen op basis van een ‘eigen schuld’ kunnen verschillen al naar gelang er een waarschuwings- of een weigeringsplicht is aangenomen.