De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten
Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.1:4.1 Inleiding
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.1
4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209951:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Dit hoofdstuk gaat over de kredietwaardigheidstoets in het Nederlandse recht. Een verplichting tot het uitvoeren van deze toets is te vinden in het publiekrecht en het privaatrecht. In het vervolg wordt per rechtsgebied onderzocht hoe de drie, in paragraaf 2.4 opgeworpen, aspecten van de kredietwaardigheidstoets daarin zijn vormgegeven. Ten eerste wordt stilgestaan bij de benadering van de kredietwaardigheidstoets. Volgt deze toets een kredietgevergerichte of een consumentgerichte benadering? Ten tweede wordt ingegaan op het type terugbetaalsituatie dat de kredietwaardigheidstoets beoogt te bereiken of voorkomen. Wordt er gestreefd naar de gewenste terugbetaalsituatie? Of moet voorkomen worden dat de consument in een onaanvaardbare terugbetaalsituatie belandt? Ten derde wordt bezien hoe de drie stappen van de kredietwaardigheidstoets zijn vormgegeven. Deze stappen bestaan uit het onderzoek naar de betaalcapaciteit van de consument, de beoordeling van de kredietwaardigheid en de beslissing op de kredietaanvraag. Tegen deze achtergrond wordt hierna ingegaan op de kredietwaardigheidstoets in het publiekrecht (par. 4.2) en op de kredietwaardigheidstoets in het privaatrecht (par. 4.3). Omdat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen consumptief en hypothecair krediet, worden beide paragrafen afgesloten met een tussenconclusie waarin de belangrijkste verschillen worden aangestipt. In de eindconclusie wordt een overzicht gegeven van de overeenkomsten en verschillen tussen de kredietwaardigheidstoets in het privaatrecht en in het publiekrecht (par. 4.4).