RvdW 2024/160:Diefstal met braak, inklimming en valse sleutels, meermalen gepleegd (art. 311 lid 1 onder 5 Sr) en schuldheling van 2 gouden tientjes (art. 417bis lid 1 sub a Sr). 1. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in hoger beroep gedaan (voorwaardelijk) verzoek tot horen van getuige, op de grond dat (v.zv. opgeven van beschrijving van persoon al belastende verklaring oplevert a.b.i. Keskin-jurisprudentie) bewezenverklaring (gekwalificeerde diefstal) niet in overwegende mate op dit bewijsmiddel steunt. Afwijzing van dit verzoek, waaraan door verdediging o.m. ten grondslag is gelegd dat haar eerder afgelegde verklaring een belastende strekking heeft, is niet z.m. begrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat Rb en hof de bewezenverklaring hebben aangenomen mede o.g.v. die door verdachte betwiste verklaring van getuige zonder dat verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben nagegaan of procedure in haar geheel voldoet aan het ex art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces (vgl. NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes). ’s Hofs enkele overweging dat bewezenverklaring niet in overwegende mate steunt op verklaring van getuige, volstaat daarvoor immers niet. 2. Bewijsklacht schuldheling. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2004/165, m.nt. J.M. Reijntjes m.b.t. motiveringsvereisten voor redengevende feiten en omstandigheden in bewijsoverweging. Hof heeft voor zijn oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht redengevend gevonden dat verdachte de door hem bij juwelier ingeleverde gouden tientjes had gekregen van vriend die hem vroeg tientjes in te leveren en dat hij toen in het geheel niet heeft doorgevraagd. Hof verwijst hier naar gegevens die niet in b.m. zijn vermeld, terwijl hof in zijn overweging ook niet met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige b.m. heeft aangegeven waaraan het die f&o heeft ontleend. Bewezenverklaring is daarom niet toereikend gemotiveerd. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.