Einde inhoudsopgave
Regeling veiligheid zeeschepen
Bijlage 3d
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
31-01-2024, Stcrt. 2024, 3352 (uitgifte: 06-02-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/14298)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2024, Stcrt. 2024, 3352 (uitgifte: 06-02-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/14298)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Grondrechten
Vervoersrecht / Zeevervoer
Staatsrecht / Staatsinrichting
behorende bij artikel 20b van de Regeling veiligheid zeeschepen
Eisen voor schepen bedoeld in artikel 6f
Schepen als bedoeld in de artikel 6f, voldoen aan de volgende eisen:
§ 1. Algemeen
Waar wordt verwezen naar klasse B, C of D worden de zeegebieden bedoeld, genoemd in artikel 4 van richtlijn 2009/45/EG.
§ 2. Technische eisen aan het schip
A. Toepassing Richtlijn 2009/45/EG
- 1.
Richtlijn 2009/45/EG is van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de invullingen en afwijkingen in deel B. van deze paragraaf.
- 2.
De eisen voor nieuwe schepen bedoeld in artikel 2, onderdeel h, van richtlijn 2009/45/EG zijn van overeenkomstige toepassing.
B. Invullingen en afwijkingen richtlijn 2009/45/EG
- 1.
Schepen worden uitgerust met voorzieningen, uitrusting en bevestigingen met een voldoende draagkracht om in normale exploitatieomstandigheden van het schip veilige sleep- en meer operaties te waarborgen.
- 2.
Ten aanzien van vrijboord en uitwateringsmerk zijn de eisen van het Uitwateringsverdrag van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van het Uitwateringsverdrag wordt een passagiersschip met een lengte van minder dan 24 meter gelijkgesteld aan een passagierschip met een lengte van 24 meter.
- 3.
Ten aanzien van de stabiliteit in onbeschadigde toestand, waterdichte indeling en stabiliteit in beschadigde toestand zijn de eisen in Bijlage I, hoofdstuk II-1, deel B, onder 2, van richtlijn 2009/45/EG, overeenkomstig van toepassing op schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter met de hierna genoemde invullingen en afwijkingen:
Openingen in waterdichte schotten:
- a.
Schepen van de klassen B, C, en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van de volgende eisen van Bijlage I, hoofdstuk II-1, deel B-2, van richtlijn 2009/45/EG:
- 1°
voorschriften 13.5.1, tweede alinea, 13.5.4, 13.5.5;
- 2°
voorschriften 13.7.1 tot en met 13.7.4, eerste alinea;
- 3°
voorschriften 13.7.5 tot en met 13.7.8;
- 4°
voorschriften 13.8.1 tot en met 13.8.3.
- b.
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter voldoen overeenkomstig aan de volgende eisen van Bijlage I van richtlijn 2009/45/EG:
- 1°
voorschriften 13.5.2, onderdeel 1, en 13.5.6;
- 2°
voorschrift 13.6.1.
- 4.
Ten aanzien van elektrische installaties voldoet het schip aan de volgende eisen:
- a.
elektrische hoofdkrachtbronnen en verlichtingsinstallaties:
In schepen van de klassen C en D met een lengte van minder van 24 meter, mag een van de generatoraggregaten worden aangedreven door de voortstuwingsmotor, mits dit aggregaat een dusdanig vermogen heeft dat bovenvermelde hulpdiensten kunnen functioneren terwijl één generatoraggregaat buiten bedrijf is;
- b.
elektrische noodkrachtbron:
Voorschrift 3.2 van Bijlage I, hoofdstuk II-1, deel D van richtlijn 2009/45/EG is niet van overeenkomstige toepassing op schepen van de klassen C en D met een lengte van minder dan 24 meter waarop een goedgeplaatste onafhankelijke batterij-opstelling aanwezig is waarmee de desbetreffende inrichting gedurende de volgens deze voorschriften vereiste tijd in bedrijf kan worden gehouden.
- 5.
Ten aanzien van onbemande ruimten voor machines:
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van voorschrift 5 van Bijlage I, hoofdstuk II-1, deel B van richtlijn 2009/45/EG wat betreft communicatie.
- 6.
Ten aanzien van de bescherming tegen, de opsporing en de bestrijding van brand:
- a.
Brandbluspompen, hoofdbrandblusleidingen, brandkranen, brandslangen, straalpijpen en directe beschikbaarheid van water:
- 1°
Schepen van de klassen C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van voorschriften 3.2 tot en met 3.6, 4, 5, 6, 7 en 8 van hoofdstuk II-2, deel A, van Bijlage I van richtlijn 2009/45/EG.
- 2°
Schepen van de klasse C en D met een lengte van minder dan 24 meter voldoen aan de volgende eisen:
- i.
Er is één onafhankelijk aangedreven brandbluspomp aanwezig welke vanuit iedere brandkraan voor brandblusdoeleinden ten minste één waterstraal kan leveren bij een druk als hieronder aangegeven. De aldus geleverde waterhoeveelheid mag niet minder zijn dan twee-derde van de hoeveelheid die door de lenspompen, indien als zodanig in gebruik, moet kunnen worden verwerkt. Dergelijke brandbluspompen zijn, bij gebruik van spuitopeningen met een diameter van 12, 16 of 19 millimeter, in staat om bij iedere brandkraan ten minste een druk in stand te houden zoals vereist bij schepen van klasse B;
- ii.
Elk schip dat meer dan 250 passagiers mag vervoeren, is van een tweede brandbluspomp voorzien die te allen tijde is aangesloten op de hoofdbrandblusleiding. Deze pomp is elektrisch aangedreven. Pomp noch krachtbron mogen zich in dezelfde ruimte bevinden als de in onderdeel 1°. voorgeschreven pomp, en de pomp is voorzien van een blijvende zeewaterinlaat die zich buiten de ruimten voor machines bevindt. De pomp is in staat om vanuit iedere willekeurige brandkraan op het schip ten minste één waterstraal te leveren, waarbij een druk van ten minste 0,3 N/mm 2 gehandhaafd wordt;
- iii.
Sanitaire, ballast-, lens- of algemene dienstpompen mogen worden gebruikt als brandbluspomp;
- iv.
Elk schip is voorzien van een hoofdbrandblusleiding met een diameter die voldoende is voor de doelmatige verwerking van de maximaal voorgeschreven wateropbrengst die hierboven is vermeld. Het aantal en de plaatsing van de brandkranen is zodanig dat elk deel van het schip ten minste door één waterstraal bereikt kan worden, waarbij voor iedere waterstraal één enkele slang wordt gebruikt met een maximumlengte van niet meer dan 15 meter op het dek en in de bovenbouw, en tot 10 meter in machinekamers;
- v.
Op elk schip is per brandkraan ten minste één brandslang aanwezig;
- vi.
In schepen met een tijdelijk onbemande ruimte voor machines of waar slechts één persoon de wacht houdt, wordt onmiddellijk vanaf de hoofdbrandblusleiding water onder voldoende druk geleverd, hetzij door het aanzetten van één van de hoofdbrandbluspompen met afstandsbediening vanaf de brug en het brandcontrolestation, indien aanwezig, hetzij door de hoofdbrandblusleiding permanent onder druk te houden met één van de hoofdbrandbluspompen;
- vii.
Op de persafsluiter van elke brandbluspomp is een terugslagklep aangebracht.
- b.
Ten aanzien van brandblusvoorzieningen in ruimten voor machines:
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van voorschriften 6.1 tot en met 6.3 en 6.8.1 tot en met 6.8.3 van Bijlage I, hoofdstuk II-2, deel A, van richtlijn 2009/45/EG.
- c.
Ten aanzien van brandweeruitrusting:
Aan boord van schepen behoeft geen brandweeruitrusting beschikbaar te zijn.
- d.
Brandbeveiligingsplannen
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van voorschrift 13.2 van hoofdstuk II-2, deel A van Bijlage I van richtlijn 2009/45/EG.
- 7.
Ten aanzien van brandveiligheid:
- a.
Ontsnappingsvoorzieningen
- 1°
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van de overeenkomstige toepassing van voorschriften 6.1.5, 6.1.5a en 6.3.2 van hoofdstuk II-2, deel B van Bijlage I van richtlijn 2009/45/EG;
- 2°
In ruimten voor machines is slechts één voorziening voor ontsnapping aangebracht, indien de afmetingen en de algemene inrichting van het bovenste gedeelte van de ruimte daartoe aanleiding geven.
- b.
Automatische sprinkler-, branddetectie- en brandalarminstallaties
Schepen van de klassen B, C en D met een lengte van minder dan 24 meter zijn uitgezonderd van voorschrift 13.2