Einde inhoudsopgave
Regeling veiligheid zeeschepen
Bijlage 3c Eisen aan offshoredienstschepen en hogesnelheidsoffshoredienstschepen van minder dan 500 GT
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
31-01-2024, Stcrt. 2024, 3352 (uitgifte: 06-02-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/14298)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2024, Stcrt. 2024, 3352 (uitgifte: 06-02-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/14298)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Grondrechten
Vervoersrecht / Zeevervoer
Staatsrecht / Staatsinrichting
§ 1. Offshoredienstschepen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdeel f
- 1.
Een offshoredienstschip als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdeel f, voldoet aan bijlage 3a met de volgende aanvullingen:
- a.
ten aanzien van vrijboord en uitwateringsmerk zijn de eisen van het Uitwateringsverdrag van toepassing;
- b.
ten aanzien van de stabiliteit van het schip in onbeschadigde toestand zijn de eisen van de IS-Code 2008 van toepassing.
- 2.
Voor het maken van berekeningen voor lekstabiliteit wordt de volgende volumepermeabiliteit toegepast:
Ruimten
Permeabiliteit
(%)
Bestemd voor voorraden
60 of 95 indien beperkte hoeveelheid voorraden aanwezig is
Ingenomen door verblijven
95
Ingenomen door machines
85
Bestemd voor vloeistoffen
0 of 951.
- 3.
Andere cijfers over volumepermeabiliteit kunnen worden gebruikt als deze zijn onderbouwd met berekeningen.
- 4.
De lekstabiliteit wordt berekend bij het volledig vervuld raken van één compartiment.
- 5.
Voor schepen met één romp en catamarans, niet zijnde schepen als bedoeld onder 7, wordt als omvang van de beschadiging aangenomen:
- i.
langsscheeps: beschadiging tussen waterdichte dwarsschotten;
- ii.
dwarsscheeps: beschadiging van kleine omvang tot waterdichte langsschotten;
- iii.
verticaal: van de lijn van de onderkant van de spanten naar boven zonder begrenzing.
Indien op een bepaalde plaats een beschadiging van kleinere omvang een gevaarlijkere toestand kan veroorzaken wordt deze beschadiging aan de berekeningen ten grondslag gelegd.
- 6.
Ten aanzien van de vereiste stabiliteit van het schip in de eindtoestand na beschadiging en nadat mogelijke vereffening door overvloeien heeft plaatsgevonden, geldt dat:
- i.
de hellingshoek waarbij statisch evenwicht optreedt niet meer dan 7° bedraagt;
- ii.
de kromme van armen van statische stabiliteit van het schip in de eindtoestand van vollopen een minimum bereik van 15° voorbij de evenwichtsstand heeft, waarbij de grootste waarde van de arm van statische stabiliteit binnen dat bereik een waarde van niet minder dan 100 mm heeft;
- iii.
het oppervlak onder de kromme van restarmen van positieve statische stabiliteit ten minste 0,015 mrad bedraagt, gemeten vanaf de evenwichtshoek;
- iv.
de waterlijn in beschadigde toestand niet minder dan 76 mm bedraagt, gemeten van het vrijboorddek.
- 7.
Voor schepen met een klein waterlijnoppervlak en met een groot vrijboord in onbeschadigde toestand, zoals catamarans, wordt als omvang van de beschadiging aangenomen:
- i.
langsscheeps: 10% van de lengte van het schip waarbij beschadiging is opgetreden langs de gehele scheepslengte tussen waterdichte dwarsschotten welke zijn geplaatst op een onderlinge afstand welke niet minder is dan de langsscheepse omvang van schade in de zijde. Wanneer de afstand tussen twee waterdichte dwarsschotten minder is dan de schadelengte, dan worden voor de lekstabiliteitberekeningen een of meer dwarsschotten genegeerd op een zodanige wijze dat de desbetreffende compartimentlengte gelijk is aan of groter is dan de schadelengte. De bovengenoemde schadelengte wordt niet toegepast binnen de voorpiek- en achterpiekcompartimenten;
- ii.
dwarsscheeps: een afstand tot de hartlijn van het schip binnenboord gemeten vanaf de scheepshuid loodrecht op het vlak van kiel en steven ter hoogte van de hoogstgelegen indelingslastlijn;
- iii.
verticaal: vanaf de lijn van de onderkant van de spanten naar boven zonder begrenzing.
Van een catamaran wordt aangenomen dat een volledige romp beschadigd is, indien de twee rompen volledig onafhankelijk zijn en er geen kruisverbindingen zijn die, indien beschadigd, het andere romp- en natte dekcompartiment zouden vervullen. Van trimarans wordt beschouwd dat zij schade hebben aan vleugel- en middencompartimenten tot aan hartschip.
- 8.
Indien op een bepaalde plaats een kleinere beschadiging dan in de onderdelen 7.i, 7.ii of 7.iii wordt verondersteld, die een gevaarlijkere toestand zou veroorzaken, wordt deze beschadiging aan de berekeningen ten grondslag gelegd.
- 9.
Als vorm van een beschadiging wordt een rechthoekig blok aangenomen. Waterdichte compartimenten aan de achterkant van de spiegel die niet deel uitmaken van de romplengte en zich niet uitstrekken tot onder de ontwerpwaterlijn, zoals overhangen en appendages, worden niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de beschadigde lengte.
- 10.
Elke schade aan alle voorste compartimenten van elke romp van een schip met meerdede rompen, welke valt binnen 5% van de lengte van het voorste deel van de waterdichte romp, gemeten op het midden van het schip, wordt beoordeeld op lekstabiliteit.
- 11.
Ten aanzien van de vereiste stabiliteit van het schip in de eindtoestand na beschadiging en nadat mogelijke vereffening door overvloeien heeft plaatsgevonden, geldt dat:
- i.
de slagzijhoek waarbij statisch evenwicht optreedt niet meer dan 15° bedraagt;
- ii.
voldoende stroeve dekoppervlakken en geschikte vasthoudpunten zoals leuningen langs ontsnappingswegen en toegang tot ontsnappingswegen zijn aangebracht. Daarnaast is aandacht besteed aan de middelen om toegang te krijgen tot de reddingsboten, het instappen en het te water laten;
- iii.
de kromme van armen van positieve statische stabiliteit ten minste 20° bedraagt, gemeten vanaf de hellingshoek waarbij statisch evenwicht optreedt tot de hoek waarbij verder vervuld raken van het schip optreedt;
- iv.
de maximale waarde van de arm van statische stabiliteit in bereik van positieve statische stabiliteit ten minste 200 mm bedraagt;
- v.
het oppervlak onder de kromme van restarmen van positieve statische stabiliteit ten minste 0,045 mrad bedraagt, gemeten vanaf de evenwichtshoek;
- vi.
de uiteindelijke waterlijn behorende bij het statisch evenwicht onder het laagste punt van elke opening is gelegen welke niet is afgesloten door een goedgekeurde waterdichte afsluiting. Dit omvat openingen zoals luchtpijpen, luikdeuren, deuren en eventuele andere waterdichte afsluitingen;
- vii.
deze beschadiging er niet toe mag leiden dat het schip op een waterlijn van minder dan 76 mm drijft, gemeten van het vrijboorddek;
Van het gestelde onder vii kan worden afgeweken indien:
- –
in het ondergedompelde gedeelte van het vrijboorddek geen opslagruimte voor levensreddende apparaten aanwezig zijn;
- –
in het ondergedompelde gedeelte van het vrijboorddek geen onderdeel van een verzamelplaats, inschepingsplaats of onderdeel van een ontsnappingsroute is, en
- –
niet meer dan 10% van de lengte van de dekrand aan de beschadigde kant onder de waterlijn is en dat negatief vrijboord beperkt is tot maximaal 300 mm, gemeten vanaf de dekrand.
- 12.
Industrieel personeel heeft recht op:
- i.
kosteloze toegang tot drinkwater in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- ii.
kosteloze toegang tot voeding in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iii.
kosteloze toegang tot medische behandeling in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iv.
kosteloze toegang tot medische voorzieningen in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- v.
toegang tot recreatieve voorzieningen, rekening houdend met de duur van de reis;
- vi.
een veilige en hygiënische leefomgeving.
- 13.
Ten aanzien van inrichting van openbare ruimten en voorzieningen voor industrieel personeel en passagiers:
Openbare ruimten en voorzieningen voor industrieel personeel en passagiers zijn zodanig ontworpen en gebouwd dat:
- i.
overmatige of onnodige werkzaamheden, of overige omstandigheden en afleidingen die vermoeidheid zouden kunnen veroorzaken of de waakzaamheid van het brugteam en de loods zouden kunnen belemmeren, voorkomen of beperkt worden; en
- ii.
werkstations voor aanvullende functies die niet essentieel zijn voor de veilige bedrijfsvoering van het schip, de voortstuwing en lading, of ruimten die zijn ingericht voor vergaderingen of ontspanning in het stuurhuis, niet zijn geplaatst binnen het gebied van de navigatiebrug of binnen de gezichtsvelden die nodig zijn voor verkeerswaarneming vanuit werkstations.
§ 2. Hogesnelheidsoffshoredienstschepen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdeel g
Hogesnelheidsoffshoredienstschepen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdeel g, voldoen aan de eisen van paragraaf 3, onderdelen a tot en met k, met de uitzonderingen:
- 1.
In afwijking van voorschrift 7.7.5.1 is het voor een hogesnelheidsoffshoredienstschip met een lengte van minder dan 24 meter toegestaan dat een van de twee brandbestrijdingspompen, die ieder een afzonderlijke energievoorziening moeten hebben, is uitgevoerd als een direct bruikbare, zelf-aanzuigende, draagbare pomp die:
- i.
een pompcapaciteit heeft van tenminste 15 m3 per uur;
- ii.
een zuigslanglengte heeft die voorziet in alle mogelijke bewegingen van het schip;
- iii.
een energievoorziening heeft die voldoende is om 3 uur continue gebruikt te kunnen worden en beschikbaar is in het geval de machinekamer of een van de meerdere gescheiden machinekamers buiten gebruik is;
- iv.
aan de overige functionele eisen van de HSC-Code 2000 of de HSC-Code 1994 voldoet, en
- v.
beide pompen niet in dezelfde ruimte zijn opgeslagen of geplaatst.
- 2.
In afwijking van voorschrift 7.10.1 behoeven hogesnelheidsoffshoredienstschepen met een lengte van minder dan 24 meter niet te zijn uitgerust met een brandbestrijdingsuitrusting als bedoeld in voorschrift 7.10.3 maar kan worden volstaan met een brandbijl en een elektrische veiligheidslamp die ten minste 3 uur licht geeft.
- 3.
Industrieel personeel heeft recht op:
- i.
kosteloze toegang tot drinkwater in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- ii.
kosteloze toegang tot voeding in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iii.
kosteloze toegang tot medische behandeling in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iv.
kosteloze toegang tot medische voorzieningen in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- v.
toegang tot recreatieve voorzieningen, rekening houdend met de duur van de reis;
- vi.
een veilige en hygiënische leefomgeving.
- 4.
Indien gevaarlijke stoffen worden vervoerd tijdens reizen waarop meer dan 12 personen vervoerd worden naast de bemanning, gelden de beperkingen van hoofdstuk 7, deel D, afdeling 7.17, van de HSC-Code 2000.
§ 3. Hogesnelheidsoffshoredienstschepen als bedoeld in artikel 6d, eerste lid
Een hogesnelheidsoffshoredienstschip als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, voldoet aan de eisen die de HSC-Code 2000 of de HSC-Code 1994 stelt aan vrachtschepen, met de volgende aanvullingen en uitzonderingen:
a. Algemeen
- 1.
Een hogesnelheidsoffshoredienstschip wordt ontworpen, gebouwd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften en eisen van een krachtens artikel 36 van het besluit aangewezen klassenbureau voor hogesnelheidsvrachtschepen onder de HSC-Code 2000 of de HSC-Code 1994.
- 2.
Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld in deze paragraaf zijn de eisen, de definitie en de genummerde secties waaraan gerefereerd wordt, de eisen, definities en secties die gespecificeerd zijn of voorgeschreven worden in de HSC-Code 2000.1.
- 3.
Industrieel personeel heeft recht op:
- i.
kosteloze toegang tot drinkwater in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- ii.
kosteloze toegang tot voeding in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iii.
kosteloze toegang tot medische behandeling in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- iv.
kosteloze toegang tot medische voorzieningen in gelijke hoeveelheden en van gelijke kwaliteit als de zeevarenden aan boord;
- v.
toegang tot recreatieve voorzieningen, rekening houdend met de duur van de reis;
- vi.
een veilige en hygiënische leefomgeving.
b. Ten aanzien van hoofdstuk 1– Algemene opmerkingen en eisen
- 1.
Als alternatief voor de specifieke exploitatievergunning bedoeld in voorschrift 1.9 kan aan een hogesnelheidsoffshoredienstschip op basis van de vaargebieden waarin het schip zal opereren, en na goedkeuring van de ILT en acceptatie van eventueel betrokken havenstaten, een generieke exploitatievergunning worden verleend. Hiertoe stelt de scheepseigenaar een routehandboek op conform een vastgesteld model.
- 2.
Indien een hogesnelheidsoffshoredienstschip voornemens is een reis te ondernemen buiten de vaargebieden waarvoor een generieke exploitatievergunning is verleend, wordt de normale aanvraagprocedure voor een specifieke exploitatievergunning gevolgd.
- 3.
De scheepseigenaar of -beheerder controleert jaarlijks de generieke exploitatievergunning. Deze controle met betrekking tot de desbetreffende informatie zoals informatie van routes in de vaargebieden waarin het schip opereert en het bijbehorende routehandboek wordt overeenkomstig de HSC-Code 2000 uitgevoerd en actueel gehouden.
- 4.
De vorm en inhoud van een generieke exploitatievergunning voor een hogesnelheidsoffshoredienstschip komt overeen met bijlage 2 van de HSC-Code 2000. De titel van de exploitatievergunning wordt gewijzigd in ‘Exploitatievergunning voor hogesnelheidsoffshoredienstschepen’.
- 5.
De verwijzing naar het ‘maximaal toegestane aantal passagiers’ in de exploitatievergunning wordt gewijzigd in het ‘maximale aantal toegestane personen’.
- 6.
Internationale reizen worden slechts ondernomen na goedkeuring van de havensta(a)t(en) van de havens die tijdens deze reizen worden aangedaan.
c. Ten aanzien van hoofdstuk 2 – Drijfvermogen, stabiliteit en waterdichte indeling, Deel A – Algemeen
De voorschriften van toepassing op hogesnelheidsvrachtschepen zijn van toepassing. Voor schepen met een lengte korter dan 45 meter, zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:
- 1°
voorschrift 2.6.7 – Omvang van schade in de zijde, is slechts van toepassing op het voorste één derde deel van de lengte of de lengte conform de definitie in de HSC-Code 2000 indien groter. In dit deel wordt de schadeomvang altijd toegepast, ongeacht de waterdichte indeling en locatie van de hoofddwarsschotten. In de andere delen van het schip beperkt de schadeomvang zich tussen de waterdichte hoofddwarsschotten gerekend vanaf de kiel van het schip tot aan het dek en van de zijde van het schip tot de hartlijn van het schip (vlak van kiel en steven);
- 2°
voorschrift 2.6.8.1.2 – Omvang van hekschade, wordt niet toegepast;
- 3°
voorschrift 2.6.9 – Omvang van bodemschade op plaatsen die kwetsbaar zijn voor lekstootschade (raking damage), is slechts van toepassing op het voorste derde deel van de lengte of de lengte conform de definitie in de HSC-Code 2000 indien groter. In dit deel wordt de schadeomvang waar dan ook toegepast, ongeacht de waterdichte indeling en locatie van de hoofddwarsschotten. In de andere delen van het schip is voorschrift 2.6.9 niet van toepassing;
- 4°
voorschrift 2.6.10 – Omvang van bodemschade op plaatsen die niet kwetsbaar zijn voor lekstootschade (raking damage), is slechts van toepassing op het voorste één derde deel van de lengte of de lengte conform de definitie in de HSC-Code 2000 indien groter. In dit deel dient de omvang van de beschadiging te worden berekend door middel van de formule als gegeven in voorschrift 2.6.10.2 en toegepast te worden, ongeacht de waterdichte indeling en locatie van de hoofddwarsschotten. In de andere delen van het schip behoeft voorschrift 2.6.10 niet toegepast te worden.
- 5°
voorschrift 2.6.11 – Schepen met twee of meer rompen, de maximale breedte van 7 meter voor het bepalen van het aantal beschadigde rompen is slechts van toepassing op het voorste één derde deel van de lengte of de lengte conform de definitie in de HSC-Code 2000 of de HSC-Code 1994 indien groter. In de andere delen van het schip is voorschrift 2.6.11 niet van toepassing.
d. Ten aanzien van hoofdstuk 3 – Structurele eisen
Aanvullend op de voorschriften 3.3 en 3.4 – Aanvullende structurele eisen geldt dat:
- 1°
het deel van het schip dat de constructie van de offshore-installatie raakt tijdens het overstappen van industrieel personeel naar en van de offshore-installatie, is zodanig gebouwd en beschermd dat aanwezige spanningen worden opgevangen en beschadiging door contact wordt vermeden. De eisen van het klassenbureau waar het schip is geklasseerd zijn hiervoor van toepassing. Hiermee wordt invulling gegeven aan voorschrift 3.1 van de HSC-Code 2000.
- 2°
De richtlijnen van de klassenbureaus voor de certificering van offshore toegangssystemen, die worden gebruikt voor de overdracht van personen van schepen naar offshore faciliteiten of van schip naar schip, zijn van toepassing.
e. Ten aanzien van hoofdstuk 4 – Accommodatie en ontschepingwegen
- 1.
Aanvullend op de voorschriften 1.2.1.9 tot en met 1.2.1.11 – Additionele eisen aangaande de beschikbaarheid van accommodatie inclusief zitplaatsen geldt dat:
- i.
de voorschriften in hoofdstuk 4 van de HSC-Code 2000 voor de scheepsconstructie, de publieke ruimtes en de faciliteiten aan boord van toepassing zijn op industrieel personeel en passagiers.
- ii.
naast hoofdstuk 4 van de HSC-Code 2000 openbare ruimten en voorzieningen voor industrieel personeel en passagiers zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat:
- –
overmatige of onnodige werkzaamheden, of overige omstandigheden en afleidingen die vermoeidheid zouden kunnen veroorzaken of de waakzaamheid van het brugteam en de loods zouden kunnen belemmeren, voorkomen of beperkt worden; en
- –
werkstations voor aanvullende functies die niet essentieel zijn voor de veilige bedrijfsvoering van het schip, de voortstuwing en lading, of ruimten die zijn ingericht voor vergaderingen of ontspanning in het stuurhuis, niet zijn geplaatst binnen het gebied van de navigatiebrug of binnen de gezichtsvelden die nodig zijn voor verkeerswaarneming vanuit werkstations.
- 2.
In aanvulling op voorschrift 4.7.2 – Het ontwerp van een hogesnelheidsoffshoredienstschip, is een schip zodanig ontworpen dat er ten behoeve van een veilige evacuatie van de opvarenden voldoende ruimte is om reddingsvesten, geschikte persoonlijke reddingsmiddelen en overlevingspakken te bereiken, aan te doen en te dragen. De zitplaatsen bieden voldoende ruimte aan industrieel personeel om de persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen die benodigd zijn voor het overstappen van het schip naar de offshore installatie.
- 3.
In aanvulling op het voorschrift 4.11- Bescherming van de zeevarenden en passagiers, wordt, indien het hogesnelheidsoffshoredienstschip wordt ingezet voor het overzetten van industrieel personeel via de boeg van het schip naar een offshore installatie, en vice versa, het voordek en de stootblokken in de boeg zodanig uitgevoerd dat het risico tijdens de overstap minimaal is. Bijzondere aandacht is gegeven aan leuningen, de overstapvoorzieningen en verzonken bevestigingsarmaturen in de gangboorden.
- 4.
Bij het overzetten van industrieel personeel op zee wordt de IMO Guidance on safety when transferring persons at sea in acht genomen.2.
f. Ten aanzien van hoofdstuk 7 – Brandbescherming
Tijdens reizen waarop meer dan 12 personen worden vervoerd naast de bemanning, worden de te vervoeren hoeveelheden gevaarlijke stoffen beperkt tot de hoeveelheden zoals voorgeschreven in hoofdstuk 7, deel D, afdeling 7.17 van de HSC-Code 2000.
g. Ten aanzien van hoofdstuk 8 – Reddingsmiddelen en -voorzieningen
- 1.
Waar in hoofdstuk 8 van de HSC-Code 2000 sprake is van ‘passagiers’ wordt ‘industrieel personeel’ gelezen;
- 2.
Voor alle opvarenden zijn geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en reddingsvesten aanwezig waarbij:
- i.
industrieel personeel dat op zee zal overstappen naar een ander schip of een offshore faciliteit, uitgerust is met persoonlijke beschermingsmiddelen, inclusief overlevingspakken, die daartoe geschikt zijn;
- ii.
voor iedere opvarende, met uitzondering van personeel genoemd onder i, een overlevingspak aan boord beschikbaar is;
- iii.
ieder reddingsvest dat in combinatie met een overlevingspak wordt gebruikt is daartoe geschikt;
- 3.
In afwijking van voorschrift 8.3.5.1 – Eisen aan reddingsvesten, er behoeven geen reddingsvesten voor kinderen aan boord beschikbaar te zijn indien er geen kinderen aan boord zijn.
- 4.
Voor hogesnelheidsoffshoredienstschip met een vrijboord tot 2,8 meter waarbij een system voor evacuatie op zee (MES) niet aanwezig is, worden vast aangebrachte ontschepingsladders geïntegreerd in de huid, als equivalent beschouwd. De sporten of traptreden zijn zodanig ontworpen dat de kans op uitglijden minimaal is en dat de diepte van de uitsparingen in de ladders voldoende is voor het gebruik van de ladder met handschoenen en laarzen.
- 5.
De veronderstelde schades bedoeld in voorschrift 2.13 van de HSC-Code 2000 die mogelijk een slagzij of trim tot gevolg hebben, mogen geen nadelige invloed hebben op deze equivalente manier van ontschepen.
- 6.
Open, omkeerbare, opblaasbare reddingsvlotten zijn niet toegestaan.
- 7.
In afwijking van voorschrift 8.10.5 – Verplichting voor de hulpverleningsboot, behoeft een hogesnelheidsoffshoredienstschip met een lengte van minder dan 30 meter en met minder dan vijf bemanningsleden niet uitgerust te zijn met een hulpverleningsboot, mits wordt voldaan aan de eisen van de voorschriften 8.10.5.1 tot en met 8.10.5.3 van de HSC-Code 2000 en:
- i.
het schip is ingericht om een overboord gevallen persoon binnen een tijdbestek van 15 minuten en in een horizontale positie uit het water te halen. De middelen daartoe worden aangetoond bij het eerste onderzoek zoals voorgeschreven in de regeling en bij het hernieuwde onderzoek;
- ii.
het schip aan weerszijden is voorzien van vast aangebrachte ontschepingsladders geïntegreerd in de huid. De sporten of traptreden zijn zodanig ontworpen dat de kans op uitglijden minimaal is en dat de diepte van de uitsparingen in de ladders voldoende is voor het gebruik van de ladder met handschoenen en laarzen;
- iii.
de bemanning geoefend en ervaren is in ‘man overboord’-procedures;
- iv.
het uit het water halen van de overboord gevallen persoon kan worden waargenomen vanaf de navigatiebrug; en
- v.
het schip voldoende manoeuvreerbaar is om veilig en onder de slechtste mogelijke omstandigheden de overboord gevallen persoon te benaderen en uit het water te halen.
h. Ten aanzien van hoofdstuk 12 – Elektrische installaties Deel C – voorschriften voor hogesnelheidvrachtschepen
Indien aangetoond kan worden dat een hogesnelheidsoffshoredienstschip, vol beladen en met een snelheid die 90% van de maximale vaarsnelheid tijdens de te ondernemen reizen niet verder dan 4 uur van een toevluchtsoord verwijderd is, dan mogen de eisen die in voorschrift 12.7.3 aan een ‘klasse A’ hogesnelheidspassagiersschip worden toegepast in plaats van de eisen van voorschrift 12.8.2.2. die aan een hogesnelheidsvrachtschip worden gesteld.
i. Ten aanzien van hoofdstuk 13 – Navigatiemiddelen systemen, middelen en VDR
In afwijking van voorschrift 13.14 is het op een hogesnelheidsoffshoredienstschip met een lengte van minder dan 30 meter toegestaan af te zien van een geluidsontvangstinstallatie indien er ramen aanwezig zijn aan de zijkant van de brug of indien het schip beschikt over open brugvleugels.
j. Ten aanzien van hoofdstuk 15 – Inrichting operationele ruimte
- 1.
De roerganger dient zicht te kunnen hebben op alle operaties inzake het afmeren en het overbrengen van personeel, lading, proviand en brandstof.
- 2.
Op een hogesnelheidsoffshoredienstschip met een lengte van minder dan 30 meter bedraagt de totale boog van blinde sectoren, gerekend van recht vooruit tot 22,5° achterlijker dan dwars, niet meer dan 30°. Middels de vrije bewegingsruimte van een uitkijk in de operationele ruimte is zeker gesteld dat voldaan is aan de eisen van voorschrift 15.3.2.
k. Ten aanzien van hoofdstuk 18 – Operationele eisen
Artikel 37 van het Besluit zeevarenden is van overeenkomstige toepassing op hogesnelheidsoffshoredienstschepen.
Voetnoten
Afhankelijk van het percentage dat de zwaarste eisen oplevert.
De sectienummers in de tekst zijn die van HSC-Code 2000, zoals gewijzigd. Bij toepassing van eerdere herzieningen dient u te verwijzen naar relevante secties in plaats van sectienummers.
Guidance on safety when transferring persons at sea, MSC-MEPC.7/Circ10, 14 juli 2014.