De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/2.15:2.15 Een slotopmerking
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/2.15
2.15 Een slotopmerking
Documentgegevens:
mr. A.J.P Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P Schild
- JCDI
JCDI:ADS386433:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Barkhuysen, Van Emmerik & Rieter 2008, p. 17.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk is onder meer de vraag belicht op welke wijze de in het EVRM neergelegde grondrechten van betekenis zijn in de Nederlandse rechtsorde. Gebleken is dat ook in privaatrechtelijke verhoudingen het EVRM van betekenis kan zijn en daardoor ook in ondernemingsrechtelijke geschillen een rol kan spelen.
Vervolgens dient de vraag zich aan hoe in een bepaald geval kan worden vastgesteld of in strijd met een grondrecht is gehandeld. Hoe kan men uit de algemene norm die besloten ligt in het specifieke grondrecht het beschermingsbereik in het concrete geval distilleren? Een daaraan verwant probleem is het gegeven dat veel grondrechten geen absoluut karakter kennen. Wanneer zijn inbreuken toegestaan? Voorts kan zich bij de vaststelling van het beschermingsbereik van een grondrecht in een concreet geval het probleem voordoen dat grondrechten kunnen botsen. Hoe te bepalen welk recht dan voorrang dient te krijgen?
Bij de beantwoording van dergelijke vragen kan eerdere jurisprudentie uiteraard vaak houvast geven. Maar eerder berechte gevallen bieden niet steeds duidelijkheid voor andere situaties. Verschillende gevallen laten zich ook niet steeds zinvol vergelijken. Het is veelal ook niet gemakkelijk uit uitspraken van het EHRM – toegesneden als deze doorgaans zijn op het concrete geval – meer algemene gezichtspunten af te leiden.1 Inzicht in de functie van fundamentele rechten binnen het rechtssysteem kan enig houvast bieden bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval sprake is van een schending van een grondrecht. In het volgende hoofdstuk wordt stilgestaan bij de vraag hoe de reikwijdte van een grondrecht in een concreet geval te bepalen.