Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/171
Nu tenlastelegging en bewezenverklaring niet het bestanddeel bevatten dat verdachte ‘wist of redelijkerwijze kon vermoeden’ dat op het motorrijtuig een teken was aangebracht, kon het bewezenverklaarde niet worden gekwalificeerd als een overtreding van art. 41 lid 1 aanhef en onder b WVW 1994.
HR 09-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:29
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 januari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/05000
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:29, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1412, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2017
Essentie
Nu tenlastelegging en bewezenverklaring niet het bestanddeel bevatten dat verdachte ‘wist of redelijkerwijze kon vermoeden’ dat op het motorrijtuig een teken was aangebracht, kon het bewezenverklaarde niet worden gekwalificeerd als een overtreding van art. 41 lid 1 aanhef en onder b WVW 1994.
Partij(en)
9 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/05000
CB/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 juli 2016, nummer 21/003902-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.