Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden
Artikel 24 Gemeenschappelijk bemande centra
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2006
- Bronpublicatie:
02-03-2005, Trb. 2005, 86 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 175 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De Verdragsluitende Staten kunnen gemeenschappelijk bemande centra voor de uitwisseling van informatie en de ondersteuning van hun autoriteiten instellen.
2.
In de gemeenschappelijk bemande centra werken ambtenaren van de autoriteiten van beide Verdragsluitende Staten in het kader van hun onderscheidenlijke bevoegdheden binnen één gebied rechtstreeks samen teneinde in aangelegenheden behorende tot de bevoegdheden van de autoriteiten in de in artikel 3, tweede lid genoemde grensstreken informatie uit te wisselen, te analyseren en door te zenden alsmede ondersteunend aan de coördinatie van de grensoverschrijdende samenwerking uit hoofde van dit Verdrag mee te werken. Op de verstrekking van persoonsgegevens zijn de artikelen 7, 15 en 20 van toepassing.
3.
De ondersteunende functie kan tevens de voorbereiding van en medewerking aan de repatriëring van vreemdelingen op grond van de tussen de Verdragsluitende Staten geldende overeenkomsten omvatten.
4.
De zelfstandige uitvoering van operaties is geen taak van de gemeenschappelijk bemande centra. De ambtenaren in de gemeenschappelijk bemande centra zijn onderworpen aan het gezag en het tuchtrecht van hun onderscheidenlijke nationale autoriteiten.
5.
Aantal en zetel van de gemeenschappelijk bemande centra alsmede de bijzonderheden van de samenwerking en de evenredige verdeling van de kosten worden bij afzonderlijke afspraken geregeld.
6.
Autoriteiten van een Verdragsluitende Staat kunnen participeren in gemeenschappelijk bemande centra die de andere Verdragsluitende Staat met een gemeenschappelijk buurland onderhoudt, indien en voor zover de andere Verdragsluitende Staat en het buurland toestemming voor een dergelijke participatie verlenen. De bijzonderheden van de samenwerking en de verdeling van de kosten worden tussen alle betrokken staten geregeld.