Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/135d
135d De speelruimte van de rechter in hoger beroep
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS581413:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 1019h Rv beoogt in dat opzicht niet af te wijken van art. 237 Rv; HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3477 (LMR Advocaten/LR Advocaten).
Indicatietarieven in IE-zaken Gerechtshoven (versie 2015), punt 6 sub b jo. punt 5.
Vgl. Ancery 2012, p. 157.
Dit in tegenstelling tot art. 237 Rv; zie ook A.M. Van Aerde, annotatie bij Hof Amsterdam 30 februari 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9730, JBPR 2010/60 (Solvay/ Novartis). Niettemin wordt soms uit een vordering tot veroordeling van de wederpartij in de kosten van beide instanties een voldoende kenbare grief afgeleid tegen de proceskostenbeslissing in het vonnis in eerste aanleg; zie bijv. Hof Arnhem 11 september 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BX8850 (Montis/Het Anker).
Ancery 2012, p. 31-35.
Om de speelruimte van de rechter in de context van de proceskosten van art. 1019h Rv in hoger beroep te kunnen vaststellen, moet onderscheid worden gemaakt tussen (i) de vordering tot vergoeding van de proceskosten van het hoger beroep en (ii) een eventuele grief of incidenteel appel gericht tegen de proceskostenbeslissing in eerste aanleg.
Ten aanzien van de beslissing over de proceskosten in het hoger beroep geldt dat de appelrechter, net als de rechter in eerste aanleg, dient te beslissen wie in het ongelijk is gesteld en derhalve de proceskosten van het hoger beroep van de wederpartij moet vergoeden. Bij deels (on)gelijk kan de appelrechter de kosten tussen partijen compenseren.1 De Indicatietarieven die gelden in hoger beroep bieden ruimte voor een ambtshalve matiging van de proceskosten tot het toepasselijke indicatietarief indien de specificatie niet voldoet aan de vereisten.2 Voor het overige geldt ten aanzien van de speelruimte van de rechter bij de proceskostenbeslissing hetgeen hiervoor in de context van proceskosten in eerste aanleg is besproken.
De ruimte van de appelrechter om te tornen aan de proceskostenbeslissing in eerste aanleg is beperkt. Deze kosten kan hij niet zomaar (alsnog) compenseren of matigen. In geval van bekrachtiging zal de appelrechter in beginsel niet beslissen over de kosten in eerste aanleg, omdat dit al in de bekrachtigde uitspraak is gedaan.3 Anders is het indien de geïntimeerde partij incidenteel appel heeft ingesteld tegen de proceskostenbeslissing in eerste aanleg, bijvoorbeeld gericht tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg om deze kosten te matigen.4 In dat geval zal de appelrechter wel moeten beslissen over de juistheid van deze beslissing. In geval van (gedeeltelijke) vernietiging van het vonnis in eerste aanleg zal de appelrechter evenzeer over de proceskosten in eerste aanleg moeten beslissen, althans voor zover appellant een grief heeft gericht tegen de afwijzing van zijn proceskosten.5
Indien de appelrechter dient te beslissen over de proceskosten in eerste aanleg, dan is hij daarbij gebonden aan hetgeen aan de grief c.q. het incidenteel appel ten grondslag is gelegd en daar tegenin is gebracht. Ook in hoger beroep geldt dat de rechter niet ultra petita mag beslissen en dat hij geen feitelijke gronden mag aanvullen. En ook in hoger beroep geldt dat het incidenteel appel c.q. de grief voldoende concreet en specifiek moeten zijn, zodat de wederpartij weet waartegen verweer moet worden gevoerd.6 De rechtsstrijd krijgt evenwel mede vorm door de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel. Deze brengt mee, dat de appelrechter binnen de door het incidenteel appel c.q. de grief getrokken grenzen in beginsel alle relevante stellingen en verweren van partijen zal moeten (her)overwegen. In het voorbeeld van de partij die incidenteel appel heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg om slechts een gematigde proceskostenvergoeding toe te kennen, brengt de positieve zijde mee dat de appelrechter, in geval van bekrachtiging, de stellingen van de eiser in eerste aanleg (geïntimeerde in het incidenteel appel) zal moeten betrekken in zijn beoordeling. In het scenario waarbij de grieven – ook die tegen de proceskostenbeslissing in eerste aanleg – slagen, zal de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel meebrengen dat de stellingen van gedaagde in eerste aanleg (geïntimeerde in appel) worden meegenomen bij de beoordeling. In hoeverre daarbij ruimte bestaat om bepaalde argumenten te interpreteren als grondrechtelijke argumenten, onevenwichtigheden te herstellen en ambtshalve kwesties aan de orde te stellen zal afhangen van de vraag of daartoe aanknopingspunten kunnen worden gevonden in het (in eerste aanleg) gevoerde debat.