Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/123
123 Argument 1: snelheid van de ontbindingsprocedure
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS455817:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Ktr. Middelburg 19 december 1989, ECLI:NL:KTGMID:1989:AD0980, NJ 1990, 603.
Rb. Zeeland-West-Brabant (ktr) 24 juni 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5906, JAR 2013, 184.
HR 29 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7285, NJ 2001, 302, m.nt P.A. Stein (Kuijper/ING).
Westerbeek 2013/31.
Ktg. Amsterdam 6 maart 2001, ECLI:NL:KTGAMS:2001:AG2716, JAR 2001, 76, m.nt. M.S.A. Vegter. Zie in dezelfde zin Ktg. Utrecht 21 december 2001, JAR 2002, 138, m.nt. M.S.A. Vegter, waarin de kantonrechter overwoog dat aan de wet geen principiële argumenten kunnen worden ontleend om een voorlopig getuigenverhoor in het kader van een ontbindingsprocedure niet toe te laten. Echter, in die zaak konden de feiten niet leiden tot de beslissing van de hoofdzaak, waarna alsnog afwijzing van het verzoek volgde.
Rb. Utrecht (ktr) 27 mei 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BI5043.
Rb. Breda (ktr) 23 augustus 2004, ECLI:NL:RBBRE:2004:BD4063, RAR 2005, 8.
Rb. Amsterdam (ktr) 19 maart 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2390, RAR 2010, 118.
Rb. Zeeland-West-Brabant (ktr) 24 juni 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5906, JAR 2013, 184.
Als geen overeenstemming tussen partijen bestaat over het horen van getuigen, zou een snelle behandeling van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te houden ervoor kunnen zorgen dat enerzijds voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek getuigen kunnen worden gehoord, terwijl anderzijds de ontbindingsprocedure daarvan weinig vertraging ondervindt.
Een proces-verbaal mág wel worden opgemaakt. PG Bewijsrecht 1988, p. 281.
Kritisch over deze bepaling is Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 181, aant. 2. Hij meent dan ook: “De goede praktijk dat in kantongerechtszaken in alle gevallen van getuigenverklaringen proces-verbaal wordt opgemaakt zal, naar mag worden aangenomen, worden gehandhaafd, ook nu de wetgever zich niet aan die praktijk heeft willen aanpassen”. Zie voor de overwegingen van de wetgever om art. 181 lid 1 Rv te handhaven: PG Bewijsrecht 1988, p. 281.
Om te voorkomen dat in een later stadium (bijvoorbeeld als een appelverbod wordt doorbroken, zie par. 5.8.2) niet meer kan worden achterhaald wat een getuige heeft verklaard, kan eenvoudig een bandopname worden vervaardigd en in het dossier worden bewaard.
Een eerste reden voor het weigeren van een voorlopig getuigenverhoor is dat de snelheid van de ontbindingsprocedure tenietgedaan wordt als daaraan voorafgaand een voorlopig getuigenverhoor wordt toegelaten.1 In een recente uitspraak2 wees de kantonrechter hierbij op een uitspraak van de Hoge Raad, waarin de Hoge Raad in r.o.v. 4.3.5 overwoog dat niet onjuist is dat de aard van de ontbindingsprocedure zich niet leent voor (getuigen)bewijs of een deskundigenonderzoek.3 Naar mijn mening kan deze uitspraak niet gebruikt worden voor het tegenhouden van een voorlopig getuigenverhoor voorafgaand aan de ontbindingsprocedure, omdat die laatste procedure zelf niet wordt vertraagd. De rechtbank wees desondanks het gevraagde voorlopig getuigenverhoor “bij hoge uitzondering” (vetgedrukt door de kantonrechter) toe, omdat partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek expliciet hadden verklaard dat het verhoor beperkt bleef tot één getuige.
Het argument van de aard (snelheid) van de ontbindingsprocedure is naar mijn mening niet steekhoudend, aangezien een voorlopig getuigenverhoor ten behoeve van de nog snellere procedure in kort geding wel wordt toegestaan en soms zelfs werd aangemoedigd (zie nr. 141). Ook uit verschillende uitspraken volgt dat, hoewel de ontbindingsprocedure een spoedprocedure is, dit niet betekent dat een voorlopig getuigenverhoor niet kan worden bevolen.4 Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam in hoger beroep dat ook in spoedeisende procedures, zoals een ontbindingsprocedure of een kort geding, een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen; in het algemeen verzet de aard van een ontbindingsprocedure zich niet tegen het houden van een voorlopig getuigenverhoor.5
Na een voorlopig getuigenverhoor kan de partij die een voorlopig getuigenverhoor en vervolgens ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt, wel tegen de nietontvankelijkheid van het ontbindingsverzoek aanlopen. Het voorlopig getuigenverhoor laat de ontbindingsprocedure later aanvangen. Het is de vraag of er nog wel sprake is van een situatie waarin de arbeidsovereenkomst onverwijld zou behoren te eindigen als voorafgaand aan de ontbindingsprocedure de tijd is genomen om een voorlopig getuigenverhoor te houden (art. 7:685 lid 2 BW). Hierbij zal vooral een rol spelen of de partijen in het arbeidsgeschil voortvarend hebben gehandeld. Een werkgever die een ontbindingsprocedure verwacht waarvoor getuigenverklaringen van belang zijn, doet er goed aan zo snel mogelijk een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken.
Toe- of afwijzing van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is, als de kantonrechter niet een negatieve houding aanneemt tegenover een voorlopig getuigenverhoor in het kader van een ontbindingsprocedure, vooreerst afhankelijk van de vraag of de ontbindingsprocedure al dan niet aanhangig is. De rechtbank Utrecht verwierp de stelling dat de ontbindingsprocedure voor het plaatsvinden van het voorlopig getuigenverhoor zou zijn afgerond.6 Ten eerste omdat de ontbindingsprocedure nog niet aanhangig was gemaakt en daarom niet geconcludeerd kon worden dat onvoldoende tijd zou resteren voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ten tweede kon niet worden uitgesloten dat in de nog aan te spannen ontbindingsprocedure de uitkomst van de getuigenverhoren zou worden afgewacht en meegewogen.
Zodra een voorlopig getuigenverhoor wordt verzocht vlak voor de indiening van het ontbindingsverzoek of tijdens een aanhangige ontbindingsprocedure, zal doorgaans afwijzing van het verzoek volgen op grond van onvoldoende belang (zie par. 7.5.3), omdat de ontbindingsprocedure in beginsel in acht weken wordt afgehandeld en het afwachten van de uitkomst van het voorlopig getuigenverhoor de ontbindingsprocedure onredelijk kan vertragen.7 Het horen van getuigen dient dan te worden overgelaten aan de rechter die het ontbindingsverzoek behandelt.8 In een dergelijk geval koos de kantonrechter in Bergen op Zoom echter voor een zeer praktische oplossing, die naar mijn mening navolging verdient.9 Partijen gaven voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek aan geen bezwaar te hebben tegen een voorlopig getuigenverhoor van een bepaalde getuige.10 De kantonrechter bepaalde dat op het tijdstip waarop de mondelinge behandeling was gepland eerst de getuige zou worden gehoord en direct aansluitend het ontbindingsverzoek zou worden behandeld.
Art. 181 lid 1 Rv bepaalt dat in zaken die niet aan hoger beroep zijn onderworpen, zoals ontbindingszaken, geen proces-verbaal van het getuigenverhoor hoeft11 te worden opgemaakt. Als in de ontbindingszaak getuigen worden gehoord moet wel de summiere inhoud van de afgelegde getuigenverklaringen opgenomen worden in de beschikking.12 In een voorlopig getuigenverhoor moet wel een proces-verbaal van het getuigenverhoor worden opgemaakt (zie nr. 204). Naar mijn mening dient art. 181 Rv analoog te worden toegepast als getuigen in een voorlopig getuigenverhoor direct voorafgaand aan de zitting in de ontbindingszaak worden gehoord. Een proces-verbaal van het getuigenverhoor hoeft dan niet te worden opgemaakt,13 waardoor het horen van getuigen relatief weinig extra tijd kost, terwijl de waarheidsvinding met het horen van getuigen gediend is. Mogelijk zullen kantonrechters een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor met het oog op een ontbindingszaak dan eerder inwilligen.