Ktr. Amsterdam, 19-03-2010, nr. EA 10-339
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2390
- Instantie
Rechtbank Amsterdam (Kantonrechter)
- Datum
19-03-2010
- Magistraten
Mr. M.V. Ulrici
- Zaaknummer
EA 10-339
- LJN
BN2390
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2390, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam (Kantonrechter), 19‑03‑2010
Uitspraak 19‑03‑2010
Mr. M.V. Ulrici
Partij(en)
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen [verzoeker]
gemachtigde: mr. P. van den Berg
tegen
de coöperatieve vereniging
COÖPERATIE BLOEMENVEILING FLORA HOLLAND U.A.
gevestigd te Aalsmeer
verweerster, nader te noemen Flora Holland
gemachtigde: mr. O.S. van Beijeren
Verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 10 februari 2010 een verzoek ingediend dat strekt tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Flora Holland heeft op 4 maart 2010 twee keer stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 9 maart 2010. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Flora Holland is verschenen bij mevrouw [vertegenwoordiger] en haar gemachtigde.
De zaak is door partijen toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota, en is door de kantonrechter met partijen besproken, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
Daarna is beschikking bepaald op heden.
Beoordeling van het verzoek
1.
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
[verzoeker], thans 55 jaar oud, is sedert 1 september 2000 in dienst van Flora Holland. [verzoeker] is thans werkzaam als logistiek manager. Het salaris bedraagt € 10.021,85 bruto per maand.
1.2.
[verzoeker] vervult deze functie sinds de fusie van Flora Holland met de Bloemenveiling Aalsmeer in 2007. In het kader van de benoeming van [verzoeker] per 1 januari 2008 is door partijen gesproken over een minimale duur dat [verzoeker] de functie zou vervullen.
1.3.
In een gesprek op 1 december 2009 heeft de leidinggevende van [verzoeker], de heer [leidinggevende] (verder [leidinggevende]), [verzoeker] meegedeeld dat Flora Holland het vertrouwen in [verzoeker] opzegde.
1.4.
Medio december 2009 heeft [verzoeker] de algemeen directeur de heer [algemeen directeur] en de directeur logistiek, de heer [directeur logistiek] om interventie gevraagd. Deze hebben dat geweigerd.
1.5.
Op 10 februari 2010 heeft [verzoeker] het onderhavige verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend.
1.6.
Op 12 februari 2010 heeft Flora Holland een ontbindingsverzoek ingediend, waarna [verzoeker] op non-actief is gesteld.
1.7.
De mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek is bepaald op 23 maart 2010 om 9.30 uur voor de kantonrechter te Amsterdam.
Verzoek en verweer
2.
[verzoeker] verzoekt om in het kader van een voorlopig getuigenverhoor drie getuigen te mogen horen, te weten:
- —
[algemeen directeur], algemeen directeur Flora Holland
- —
[directeur logistiek], directeur logistiek Flora Holland
- —
[leidinggevende], vestigingsmanager Aalsmeer
3.
Daartoe stelt [verzoeker] — kort gezegd — dat hem is toegezegd dat hij tenminste drie jaar de functie van logistiek manager zou vervullen, terwijl nu reeds, voor ommekomst van die termijn, Flora Holland ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt. Voorts wenst [verzoeker] duidelijkheid omtrent de achterliggende reden van het verzoek tot ontbinding.
4.
Zijn functioneren is altijd uitstekend geweest en [verzoeker] begrijpt de beslissing niet. Desgevraagd heeft de logistiek directeur de heer [directeur logistiek] [verzoeker] meegedeeld zich niet in de discussie tussen [verzoeker] en [leidinggevende] te willen mengen. De algemeen directeur de heer [algemeen directeur] heeft te kennen gegeven dat [leidinggevende] als vestigingsmanager zelf verantwoordelijkheid draagt voor de beslissingen die hij neemt. [verzoeker] meent dat daaruit blijkt dat er binnen de directie geen steun bestaat voor het besluit niet met hem door te gaan.
5.
[verzoeker] wenst een voorlopig getuigenverhoor te houden in verband met zijn positie in de ontbindingsprocedure en in verband met een eventuele vordering uit hoofde van artikel 7:611 BW.
6.
Flora Holland heeft bezwaren tegen het ingediende verzoek van [verzoeker]. De door [verzoeker] genoemde redenen rechtvaardigen niet het houden van een voorlopig getuigenverhoor en de beoogde snelle afwikkeling van de 685-procedure zou door het horen van getuigen worden gefrustreerd.
7.
Daartoe voert Flora Holland — kort gezegd — aan dat [verzoeker] nog geen vordering jegens Flora Holland heeft ingesteld. Bovendien heeft [verzoeker] geen belang bij zijn voorlopig getuigenverhoor. De feiten en omstandigheden, die hij wenst te bewijzen en aan de vordering tot schadevergoeding ten grondslag wil leggen, zullen worden meegewogen in de procedure ex artikel 7:685 BW, terwijl als dat verzoek wordt afgewezen [verzoeker] geen schade lijdt.
8.
[verzoeker] wil bewijzen dat de heer [leidinggevende] zonder overleg met de directie heeft besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De onjuistheid van die stelling blijkt reeds uit de verklaringen van de heer [algemeen directeur] en de heer [directeur logistiek], die als productie 13 bij het verzoekschrift zijn overgelegd.
Beoordeling
9.
Hoewel het houden van een voorlopig getuigenverhoor zoals door [verzoeker] verzocht, zeker zinvol kan zijn in relatie tot een komende procedure ex artikel 7:685 BW of het bepalen van de mogelijkheden voor een procedure uit hoofde van artikel 7:611 BW, en het argument van Flora Holland dat de ontbindingsprocedure ongewenst zal worden vertraagd in dit geval — daar waar Flora Holland zelf ruim de tijd heeft genomen haar verzoek in te dienen — geen opgeld doet, zal het verzoek van [verzoeker] niettemin worden afgewezen.
10.
Daartoe overweegt de kantonrechter dat het ook in de ontbindingsprocedure zeer wel mogelijk is om getuigen te horen of op andere wijze door een der partijen bewijs te laten aandragen, indien en voor zover de kantonrechter dat daar noodzakelijk en/of wenselijk acht. De aard van de 685-procedure verzet zich immers niet in alle gevallen tegen het houden van een getuigenverhoor.
11.
In onderhavige situatie dient de kantonrechter zich op 23 maart 2010, bij de behandeling van het ontbindingsverzoek, een oordeel te vormen over de zijdens Flora Holland gewenste beëindiging van het dienstverband. Indien de kantonrechter dat noodzakelijk en/of wenselijk acht, zal hij de door [verzoeker] thans in het kader van het voorlopig getuigenverhoor genoemde personen (onder ede) kunnen horen over de al dan niet gedane toezeggingen het dienstverband tenminste drie jaar te laten duren. [verzoeker] heeft geen reden naar voren gebracht waarom daar nu een voorlopig getuigenverhoor voor moet worden gehouden.
12.
Ook voor een onderzoek naar de eventuele mogelijkheden voor een actie uit artikel 7:611 BW is geen reden aanwezig, nu het niet zeker is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ook daadwerkelijk ontbindt. Bovendien is de beoordeling van de kantonrechter in de procedure ex artikel 7:685 BW er een ten volle en dient hij — volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad — alle feiten en omstandigheden in zijn oordeel te betrekken, daaronder de houding en handelwijze van de directie van Flora Holland.
13.
Er zijn redenen om de proceskosten te compenseren, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
- I.
wijst het verzoek af;
- II.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2010 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter