Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/120:120 Enquêteprocedure is aanhangig
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/120
120 Enquêteprocedure is aanhangig
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS452201:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hof Amsterdam (OK) 9 januari 2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:AO1717, NJ 2004, 168; Jitta 2013 (T&C BW), art. 2:345 BW, aant. 1.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zodra een enquêteverzoek is toegewezen, kan in het kader van het daarop volgende onderzoek geen voorlopig getuigenverhoor worden bevolen. De Ondernemingskamer besliste in de zaak UB Holding Beheer/Laurus1 terecht dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor door de Ondernemingskamer, nadat een enquête is bevolen, niet kan worden toegewezen. Volgens de Ondernemingskamer past dit niet in het stelsel van de enquête en zou dat stelsel zelfs op onaanvaardbare wijze worden doorkruist:
“[indien naast het onderzoek dat, EG] plaatsvindt of heeft plaatsgevonden onder de regie van de benoemde onderzoeker (…) de Ondernemingskamer op verzoek van (een) van partij(en) zelfstandig onderzoek zou - kunnen - doen, in de vorm van het horen van getuigen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor, naar feiten of omstandigheden die van belang - kunnen - zijn voor de beoordeling van het beleid en de gang van zaken van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:345 lid 1 BW. In zoverre dient de wettelijke regeling omtrent de wijze waarop het onderzoek naar de van belang zijnde feiten plaatsvindt, indien een onderzoek als bedoeld in artikel 2:345 lid 1 BW is bevolen, te worden aangemerkt als lex specialis die het doen plaatsvinden van een voorlopig getuigenverhoor uitsluit, ongeacht de voorgestelde onderwerpen waarop het voorlopig getuigenverhoor betrekking zou moeten hebben.”