Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.4.1.4
6.4.1.4 De raadsheer-commissaris in het familierecht
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS441349:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Kooger 2005; Labohm & Dusamos 2005. Bijv.: Hof Den Haag 25 oktober 2006, LJN AZ2090; Hof Den Haag 13 december 2006, LJN AZ4433; Hof Den Haag 28 maart 2007, LJN BA3489
Zie over het deskundigenbericht met toepassing van mediabon bijv. De Groot 2007b; Hoefnagels & Van Leuven 2003; Hoefnagels, Van Leuven & Van Arendonk 2007; Kooger 2004; Labohm & Van Leuven 2005; Van Teeffelen 2005.
Bijv. Hof Den Haag 25 januari 2006, LJN BA0157 ; Hof Den Haag 21 juni 2006, LJN AY3820; Hof Den Haag 28 maart 2007, LJN BA3489
Hof Den Haag 13 december 2006, LJN AZ4433; Hof Den Haag 13 december 2006, LJN AZ4437; Hof Den Haag 7 februari 2007, LJN BB4094.
Zoals par. 6.4.1 tot nu toe heeft laten zien, reikt het toezicht van de rechter niet of nauwelijks tot in het feitenonderzoek door de deskundige. Anders dan in België, Duitsland, Engeland, Frankrijk of Zwitserland kent Nederland geen wettelijke bepalingen die de communicatie tussen rechter en deskundige bevorderen. Alleen het onderzoek onder leiding van de rechter kan, afhankelijk van de invulling ervan, meebrengen dat de rechter er tijdens het feitenonderzoek van de deskundige op toeziet dat het onderzoek betrekking heeft op de feiten die op het vakgebied van de deskundige tussen partijen in geschil zijn en strekt tot opheldering van die feiten. Vooral het hof Den Haag probeert hierin sinds enkele jaren stelselmatig te voorzien bij de behandeling van gecompliceerde familiezaken waarin een financieel deskundige wordt benoemd.1 Nadat de deskundige is benoemd, wordt een regiezitting gehouden, waarvoor naast partijen en hun advocaten ook de deskundige wordt uitgenodigd. Deze regiezitting doet denken aan de installatievergadering in België, vermeld in par. 6.2.4.1. Tijdens de regiezitting wordt namelijk evenals in België onder andere aandacht besteed aan de juistheid en volledigheid van de vraagstelling. Ook wordt het onderzoeksplan (plan van aanpak) van de deskundige besproken, waarbij onder andere aan de orde komt welke informatie de deskundige nodig verwacht te hebben, welk soort onderzoek hij verwacht te zullen verrichten en op welke wijze partijen in het onderzoek zullen worden betrokken. Soms betreft het een deskundigenonderzoek met toepassing van mediation.2 Een vergelijkbare aanpak wordt gehanteerd bij complexe zaken over gezag en omgang.3 Na de regiezitting bewaakt de raadsheer-commissaris de voortgang van het onderzoek. De deskundige kan zich tijdens het deskundigenonderzoek tot de raadsheer-commissaris wenden als er problemen rijzen waarvoor hij in overleg met partijen geen oplossing bereikt.
Eén van de instrumenten die het hof bij deze aanpak hanteert, is de medewerkingsverplichting van partijen (art. 198 lid 3 Rv). Het hof wijst partijen bij aanvang van het onderzoek op deze verplichting, gelast partijen waar nodig stukken over te leggen en wijst een partij die onvoldoende meewerkt tijdens het deskundigenonderzoek zo nodig op de risico's daarvan. Soms wordt partijen opgedragen het hof in kennis te stellen van een eventueel voornemen om een klacht tegen de deskundige in te dienen, opdat het hof, na partijen en de deskundige te hebben gehoord, kan beoordelen of die partij nog wel voldoet aan haar medewerkingsverplichting.4