Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1269
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op vier onder klaagster inbeslaggenomen bouwmachines. Rb. heeft klacht tegen voorgenomen teruggave ex art. 116 lid 3 Sv aan anderen dan klaagster ongegrond verklaard. 1. Heeft de rb. ten onrechte het beklag niet beoordeeld op de voet van art. 94 Sv?; 2. Welke eisen moeten i.v.m. art. 116 lid 3 Sv worden gesteld aan de vraag wie redelijkerwijs rechthebbende is?; en 3. Is oordeel rb. dat ‘klaagster onvoldoende onderzoek heeft verricht en dat daarom niet vastgesteld kan worden dat zij de bouwvoertuigen te goeder trouw heeft verkregen’ onbegrijpelijk? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 24-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1863
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 november 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/03783
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1863, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1119, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op vier onder klaagster inbeslaggenomen bouwmachines. Rb. heeft klacht tegen voorgenomen teruggave ex art. 116 lid 3 Sv aan anderen dan klaagster ongegrond verklaard. 1. Heeft de rb. ten onrechte het beklag niet beoordeeld op de voet van art. 94 Sv?; 2. Welke eisen moeten i.v.m. art. 116 lid 3 Sv worden gesteld aan de vraag wie redelijkerwijs rechthebbende is?; en 3. Is oordeel rb. dat ‘klaagster onvoldoende onderzoek heeft verricht en dat daarom niet vastgesteld kan worden dat zij de bouwvoertuigen te goeder trouw ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.