Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/444
Insolventieverordening I. Schuldvordering uit overeenkomst die niet is betaald vóór de faillietverklaring; toepasselijk recht; begrip ‘insolventieprocedure en de gevolgen daarvan’ in de zin van art. 4 lid 1; omvang insolventiestatuut.
HvJ EU 21-11-2019, ECLI:EU:C:2019:1001 (CeDe Group)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
21 november 2019
- Magistraten
M. Vilaras, S. Rodin, D. Šváby, K. Jürimäe, N. Piçarra
- Zaaknummer
C-198/18
- Conclusie
A-G M. Bobek
- Roepnaam
CeDe Group
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Europees insolventierecht
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2019:1001, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 21‑11‑2019
ECLI:EU:C:2019:335, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 30‑04‑2019
- Wetingang
Art. 4 Verordening (EG) nr. 1346/2000 (Insolventieverordening I)
Essentie
CeDe Group AB tegen KAN sp. z.o.o., in staat van faillissement.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Högsta domstol (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Zweden) bij beslissing van 12 maart 2018.
Insolventieverordening I. Schuldvordering uit overeenkomst die niet is betaald vóór de faillietverklaring; toepasselijk recht; begrip ‘insolventieprocedure en de gevolgen daarvan’ in de zin van art. 4 lid 1; omvang insolventiestatuut.
Art. 4 Insolventieverordening I moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een vordering die door de curator van een failliet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.