Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/434
Internetoplichting. HR: Uit de bewijsvoering kan nog niet met voldoende mate van nauwkeurigheid worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de aangevers heeft bewogen tot betaling van de geldbedragen door gebruik te maken van de bewezenverklaarde oplichtingsmiddelen en dat Renkum daarvan de pleegplaats was.
HR 17-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:376
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 maart 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
18/04930
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:376, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:30, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑01‑2020
Essentie
Internetoplichting. HR: Uit de bewijsvoering kan nog niet met voldoende mate van nauwkeurigheid worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de aangevers heeft bewogen tot betaling van de geldbedragen door gebruik te maken van de bewezenverklaarde oplichtingsmiddelen en dat Renkum daarvan de pleegplaats was.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04930
Datum 17 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 5 november 2018, nummer 21/003612-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.