Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/1201
Arbeidsrecht. Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:685 (oud) BW na ontslag op staande voet; uitzondering op ‘Baijingsleer’ wegens na ontbindingsuitspraak bekend geworden feiten?
HR 26-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1986
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/04242
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1986, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:924, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2018
- Wetingang
Art. 7:680, 7:681, 7:685 BW (oud)
Essentie
Arbeidsrecht. Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:685 (oud) BW na ontslag op staande voet; uitzondering op ‘Baijingsleer’ wegens na ontbindingsuitspraak bekend geworden feiten?
Volgens vaste rechtspraak (onder meer HR 24 oktober 1997, NJ 1998/257 (Baijings)) behoort het resultaat van de rechterlijke toetsing (onder weging van alle relevante factoren) aan de eisen van redelijkheid en billijkheid of aan hetgeen een goed werkgever behoort te doen en na te laten, in beginsel ten volle tot uitdrukking te komen in de hoogte van de vergoeding die de rechter op de voet van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.